Erfelijkheid les 1

herhaling vorig hoofdstuk
Je kent het verschil tussen de mitose en de meiose
Je weet waarvoor de mitose en de meiose dient.


1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

herhaling vorig hoofdstuk
Je kent het verschil tussen de mitose en de meiose
Je weet waarvoor de mitose en de meiose dient.


Slide 1 - Diapositive

Er vindt gewone celdeling plaats .
Is dit mitose of meiose?

A
Mitose
B
Meiose

Slide 2 - Quiz

Wat is een ander woord voor
reductie deling?

A
Mitose
B
Meiose

Slide 3 - Quiz

sleep naar de juiste deling
MITOSE
MEIOSE
voor de vorming van geslachtscellen
voor de vorming van lichaamscellen

Slide 4 - Question de remorquage

sleep naar de juiste deling
MITOSE
MEIOSE
chromosomen komen enkelvoudig voor
Chromosomen komen in paren voor

Slide 5 - Question de remorquage

sleep naar de juiste deling
MITOSE
MEIOSE
vindt alleen plaats in de teelballen 
en eierstokken
vindt overal in het lichaam plaats

Slide 6 - Question de remorquage

Hoe ging het?
alle 5 goed:
perfect!  Jij kent het verschil tussen mitose en meiose
3 of 4 goed:
Goed zo, je weet het verschil, maar het is verstandig om de stof nog even goed te bestuderen
1 of 2 goed:
Dit is nog onvoldoende. Neem de theorie van 2.3 nog eens goed door

Slide 7 - Diapositive

Lesdoelen
  • Je weet wat het genotype is
  • Je weet waar je erfelijke informatie vandaan komt
  • Je weet wat het fenotype is
  • Je weet hoe het fenotype tot stand komt

Slide 8 - Diapositive

Genotype

  • zaadcel (23 chromosomen)
  • eicel (23 chromosomen)
  • bevruchte eicel (46 chromosomen)

Slide 9 - Diapositive

Hoe ontstaat het genotype?

Slide 10 - Diapositive

Genotype= De erfelijke eigenschappen die in genen vastliggen
Fenotype= jouw uiterlijk, hoe je eruit ziet
Genotype= De erfelijke eigenschappen die in genen vastliggen.

Fenotype= jouw uiterlijk, hoe jouw lichaam in elkaar zit

Slide 11 - Diapositive

Fenotype




  • genotype
  • milieu
  • kan door milieu invloeden veranderen

Slide 12 - Diapositive

Fenotype = Genotype + milieu

Slide 13 - Diapositive

Genotype & Fenotype

Slide 14 - Diapositive

Genotype en fenotype
Genotype

Fenotype


Slide 15 - Diapositive

Informatie voor aangeboren blindheid
A
genotype
B
fenotype

Slide 16 - Quiz

Iemand gaat zijn haren verven. Verandert ze hierdoor haar genotype of fenotype?
A
Fenotype
B
Genotype

Slide 17 - Quiz

Hebben alle spiercellen van een man hetzelfde genotype of hebben ze een verschillend genotype?
A
Hetzelfde genotype
B
Verschillend genotype

Slide 18 - Quiz

Wat is van invloed op je fenotype?
A
alleen genotype
B
genotype en leeftijd
C
invloeden milieu en leeftijd
D
genotype en invloeden uit milieu

Slide 19 - Quiz


Een tweeling.
Wat is waar?
A
één-eiïge tweeling hetzelfde genotype
B
een eiïge tweeling verschillend genotype
C
twee-eiïge tweeling hetzelfde genotype
D
twee-eiïge tweeling verschillend genotype

Slide 20 - Quiz


Een tweeling.
Wat is waar?
A
één-eiïge tweeling hetzelfde genotype
B
een eiïge tweeling verschillend genotype
C
twee-eiïge tweeling hetzelfde genotype
D
twee-eiïge tweeling verschillend genotype

Slide 21 - Quiz

Wat verandert er wel en wat niet?
A
wel: genotype niet: fenotype
B
wel: genotype wel: fenotype
C
niet: genotype wel: fenotype
D
niet: genotype niet: fenotype

Slide 22 - Quiz

Aan de slag
Wat -> Verder werken aan de opdrachten van gisteren.
3.1: 1, 2 (a, b), 3, 4 (a, b, c) -> MOET GOED af zijn, om uit de les te kunnen.
Hoe -> Zachtjes overleggen mag, oortjes in mag
Hulp -> Lesstof, Samengevat, Buur
Tijd -> Tot 5 minuten voor eind les
Klaar? -> Verder werken aan huiswerk: 5, 6, 7, 11

Slide 23 - Diapositive

Is het lesdoel behaald ?
Wie kan uitleggen wat het verschil tussen een fenotype en genotype is ? 
Benoem bij beide een voorbeeld.

Slide 24 - Diapositive