Carnavalquiz

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
MentorlesMiddelbare schoolBasisschoolvmbo g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive



Joepie! Het is weer bijna carnaval!
Eens kijken wat jullie weten over carnaval.


 
Let's go!

Slide 2 - Diapositive

Wanneer wordt het startsein gegeven voor de nieuwe Carnavalsperiode?

Slide 3 - Question ouverte

Wat betekent het woord carnaval?
A
Vaarwel feest
B
Vaarwel bier
C
Vaarwel vlees
D
Vaarwel

Slide 4 - Quiz

Wanneer werd carnaval voor het eerst gevierd?
A
nieuwe tijd
B
Middeleeuwen
C
prehistorie
D
eigen tijd

Slide 5 - Quiz

Waar wordt carnaval het meest gevierd?
A
Frankrijk
B
België
C
Nederland
D
Duitsland

Slide 6 - Quiz

Carnaval is altijd op een vaste datum.
Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Wat zijn de twee kleuren van het Osse carnaval?
A
Rood en geel
B
Blauw en geel
C
Blauw en wit
D
Oranje en groen

Slide 8 - Quiz

Wie is de baas tijdens carnaval?
A
Raad van elf
B
Alle kinderen
C
Prinses Carnaval
D
Prins Carnaval

Slide 9 - Quiz

Op welke dag is carnaval afgelopen?
A
zondag
B
dinsdag
C
maandag
D
woensdag

Slide 10 - Quiz

Hoe noem je de woensdag na carnaval?
A
Kruisjeswoensdag
B
Haringhapwoensdag
C
Aswoensdag
D
Waswoensdag

Slide 11 - Quiz

Welke periode komt na carnaval?
A
Uitkateren
B
Bidden
C
Vasten
D
Naar de kerk gaan

Slide 12 - Quiz

Wat kenmerkt carnaval het best?
A
verkleden en dansen
B
lachen met mensen
C
kritiek geven op mensen
D
uitgaan

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Hoeveel jaar bestaat de verlichte optocht van Berghem dit jaar?
A
40 jaar
B
41 jaar
C
42 jaar
D
45 jaar

Slide 15 - Quiz

Met welk feest wordt de vastenperiode na carnaval afgesloten?
A
Pasen
B
Hemelvaart
C
Pinksteren
D
Kerst

Slide 16 - Quiz

In welke maand wordt meestal carnaval gevierd?
A
December
B
Februari
C
Maart
D
April

Slide 17 - Quiz

Wat zijn carnavalkrakers?
A
Dan wordt er gekraakt bij carnaval.
B
Liedjes die je heel veel hoort tijdens carnaval.
C
Dan hoor je je botten kraken als je danst.
D
Speciale snacks en hapjes die kraken

Slide 18 - Quiz

Hoe heet Oss tijdens de carnaval?
A
Ossekoppenrijk
B
Oeteldonk
C
Rottenrijk
D
Knollenrijk

Slide 19 - Quiz

Wat is het gekkengetal?
A
1
B
7
C
11
D
20

Slide 20 - Quiz

Hoe noemen ze carnaval in Limburg?
A
Carnaval
B
Kernevel
C
Vastelaovend
D
Vastenavond

Slide 21 - Quiz

Hoe heet dat ding dat de prins in zijn hand heeft?
A
Scepter
B
Totempaaltje
C
Prinsenstok
D
Zwaaipaal

Slide 22 - Quiz


Hoe heet dit nummer?
A
pinguïndans
B
Pinguïnlied
C
handjes in de lucht
D
dansen maar

Slide 23 - Quiz


Van wie is deze carnavalshit?
A
Gebroeders Rossig
B
Lamme Frans
C
Snollebollekes
D
Andre van Duin

Slide 24 - Quiz


Op welk nummer is dit lied een parodie?
A
Eurolalala
B
Joost Klein
C
Europapa
D
Europa

Slide 25 - Quiz

Kraantje pappie heeft een liedje. Dit liedje heet welkom in de ....
A
Kroeg
B
Stad
C
Feesttent
D
Carnavalstent

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Vidéo

Slide 28 - Vidéo

Uit hoeveel personen
bestaat de
Snollebollekes?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Vidéo

Zelf vier ik Carnaval...
A
NOOIT, ik vind er niks aan
B
NOOIT, ik mag niet van thuis
C
ALTIJD, ik wil elk feest meemaken
D
SOMS, alleen als er een leuk feest is

Slide 31 - Quiz