Staal groep 8 blok 6 week 1 les 1

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

Staal groep 8 blok 6 week 1 les 1

Welkom!

Vandaag gaan we verschillende categorieën herhalen.

Vervolgens doen we een dictee en herhalen we werkwoordsvormen. Daarover krijg je aan het eind van de week een toets. Dus oefen ze nog eens heel goed!

klik op het speakertje

Welke categorie is de eerste klankgroep van het woord?

1. tropischwoord
2. komma-s meervoud
3. klankgroepenwoord
4. komma-s bezit

klik op het speakertje

Welke categorie is de tweede klankgroep van het woord?

1. tropischwoord
2. komma-s meervoud
3. klankgroepenwoord
4. komma-s bezit

De goede antwoorden was:

tosti's 

klankgroepenwoord en komma-s meervoud

klik op het speakertje

Wat is de juiste spelling van dit woord?

1. vakuüm
2. vacu-um
3. Vakuuüm
4. vacuüm

klik op het speakertje

Wat is de juiste spelling van dit woord?

1. havo-leerling
2. havoleerling
3. havo leerling
4. havöleerling

klik op het speakertje

Wat is de juiste spelling van dit woord?

1. argeoloog
2. archeoloog

klik op het speakertje

Wat is de juiste spelling van dit woord?

1. wandelent
2. wandelend

klik op het speakertje

Wat is de juiste spelling van dit woord?

1. dreummesen
2. dreummessen
3. dreumesen
4. dreumessen

Het goede antwoord was:

dreumesen

1e klankgroep dreu is een tweetekenklank en schrijf je zoals je het hoort.

2e klankgroep me is een onbeklemtoond meervoud, dus geen dubbel s. 

klik op het speakertje

Wat is de juiste spelling van dit woord?

1. advertentie
2. atvertensie
3. atvertentie
4. advertensie

Het goede antwoord was:

advertentie

1e klankgroep ad is een latijns voorvoegsel en schrijf je met een d.

laatste klankgroep tie is een politiewoord en schrijf je met een t. 

werkwoordspelling

Je krijg eind van de week toetsen over werkwoordspelling. 

Zorg dat je het volgende schema uit je hoofd kent en toe kunt passen.

Welke werkwoordsvorm moet je kiezen?

Jij .................... nooit wat hij tegen mij zei. (raden)

1. raad
2. raadt
3. raat
4. raatt

Het goede antwoord

Jij ............. (raden)

tegenwoordige tijd

Jij     ->    stam + t

stam = raad

Jij raadt

Welke werkwoordsvorm moet je kiezen?

............. jij daar nou nooit gek van? (worden).

1. word
2. wort
3. wortd
4. wordt

Het goede antwoord

.............  jij? (worden)

tegenwoordige tijd

........ jij    ->     stam

stam = word

word jij

Welke werkwoordsvorm moet je kiezen?

............................................ de stampertjes elke dag op de vloer? (stampen).

1. stamptten
2. stampden
3. stampdden
4. stampten

Het goede antwoord

............................................ de stampertjes (stampen)

verleden tijd

........ zij    ->     stam + de/te

stam = stamp, eindigt op p, wel in 't kofschip X, dus -te, meervoud, dus met n

stampten de stampertjes

Welke werkwoordsvorm moet je kiezen?

.......................... jullie je netjes aan voor het kerstdiner? (aankleden).

1. kleedde
2. kleeden
3. kleedden
4. kleede

Het goede antwoord

.......................... jullie aan? (aankleden).

verleden tijd

........ jullie->     stam + de/te

stam= kleed, eindigt op d, niet in 't kofschip X, dus -de, meervoud, dus met n

kleedden jullie aan?

Welke werkwoordsvorm moet je kiezen?

Ik ............. gisteren zo snel mogelijk naar de winkel om het nieuwste spel te kopen. (sprinten).

1. sprinte
2. sprintte
3. sprindte
4. sprindten

Het goede antwoord

Ik .............  (sprinten).

verleden tijd

Ik ........... ->     stam

stam= sprint, eindigt op t, wel in 't kofschip X, dus -te, enkelv., dus zonder n

Ik sprintte

Welke werkwoordsvorm moet je kiezen?

Zij ............. hun eigen boterhammen met dikke lagen pindakaas. (beleggen).

1. belegde
2. belegdde
3. belegden
4. belegdden

Het goede antwoord

 Zij .............  (beleggen).

verleden tijd

Zij ........... ->     stam + de/te

stam= beleg, eindigt op g, niet in 't kofschip X, dus -de, meervoud, dus met n

Zij belegden.

Welke werkwoordsvorm moet je kiezen?

Wij hebben ons onze fout heel erg goed ............ .
(zich realiseren)

1. gerealiseert
2. gerealiseerd

Het goede antwoord

 Wij hebben ons  ............ .(zich realiseren)

voltooide tijd

Wij hebben ........... ->  ge +  stam + d/t

stam= realiseer, eindigt op r, niet in 't kofschip X, dus -d

Wij hebben ons gerealiseerd.

Welke werkwoordsvorm moet je kiezen?

Hij heeft .................. dat hij dat niet had moeten doen.
(beseffen)

1. beseft
2. besefd

Het goede antwoord

 Hij heeft .................. .(beseffen)

voltooide tijd

Hij heeft ........... ->  stam + d/t

stam= besef, eindigt op f (!), f ook in het hele ww, wel in 't kofschip X, dus -t

Hij heeft beseft.

het dictee!

Klik op het speakertje om het woord of de zin te horen.

het dictee
Klik op het speakertje.

het dictee
Klik op het speakertje.

het dictee
Klik op het speakertje.

het dictee
Klik op het speakertje.

het dictee
Klik op het speakertje.

het dictee
Klik op het speakertje.

Tremawoorden

De meeste woorden met een trema aan het eind van het meervoud krijgen een extra e, behalve de meervouden van porie, bacterie, kolonie, olie en het woord financiën.

Je kunt ook onthouden: wel een extra e als de klemtoon op de laatste klankgroep zit. Is dat niet het geval, dan geen extra e.

het werkboek

het werkboek

het werkboek

De 3 sterren opdracht.

Dit was de les!

Succes met het maken van alle opdrachten.

Vergeet de lessen op Gynzy niet.