V6 2.12. Sophie 20, K11 4+6, Voegwoorden + Satzbau

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Willkommen!

Programm, Montag 2.12.

Sophie 20

Konjunktionen + Satzbau

Schreiben

Sophie Scholl 

Aantekeningen maken!!!

Schrijfopdracht...

Examenidiom 250-300

quizlet

Konjunktionen

Konjunktionen

Konjunktionen zijn in het Nederlands voegwoorden.

Wat is een voegwoord?

Voegwoorden zijn woorden die zinnen 'aan elkaar voegen'. Met voegwoorden wordt het verband tussen (de inhoud van de) zinnen en woorden duidelijk.

Denk aan: reden, oorzaak , gevolg, etc.

Konjuktionen (voegwoorden) .....

• Verbinden zinsdelen, zinnen en woorden met elkaar. 
• Onderschikkend = hoofdzin + bijzin
• Nevenschikkend = hoofdzijn + hoofdzin  

Hoofdzin en hoofdzin

In het Duits zijn er 5 woorden die een hoofdzin met een hoofdzin kunnen verbinden: 

und (en), aber (maar), denn (want), oder (of), deshalb (daarom)

In het geval van de 2e zin is de volgorde naar deze woorden hetzelfde als in het Nederlands

Ich liebe es zu wandern und ich gehe gerne in die Stadt.

Ich gehe in die Stadt, aber ich will nichts kaufen.

Ich gehe in die Stadt, denn ich will einen neuen Pullover kaufen.

Kommst du mit oder bleibst du zu Hause?

Ich habe den Bus verpasst, deshalb bin ich zu spät.

Hoofdzin en bijzin

In het Duits zijn er ook voegwoorden die een hoofdzin en een bijzin verbinden: dass (dat), ob (of), wenn (als, indien), weil (omdat), nachdem (nadat), obwohl (hoewel), als (toen), bevor (voordat), trotzdem (desondanks)

Na deze woorden staat de persoonsvorm ALTIJD achteraan in de bijzin!

Ich weinte, weil er mich gekränkt hat.

Meine Mutter sagt, dass ich nach Hause kommen soll.

Bitte sage es, bevor er böse werden kann.

Ich will wissen, ob du deine Hausaufgaben gemacht hast

Obwohl er noch nicht gegessen hat, hat er keinen Hunger (vergelijk: er hat nicht gegessen)

Als ich noch sehr klein war, bin ich mit dem Fahrrad gefallen (vergelijk: ich war noch sehr klein)

weil - denn

weil    ->   omdat

denn   ->   want

Let op de zinsvolgorde

Ich bleibe zu Hause, _____ ich bin krank.

1. weil
2. denn

Ich kann nicht kommen, .... ich Training habe.

1. denn
2. weil

Schreiben

Schreiben

Buch Kap 11,  Aufgabe 4

 -> Schreibhilfe im classroom                      

Nachgucken

1. Alle punten bewerkt?
2. Hoofdletters
3. Werkwoorden
4. Naamvallen

Hausaufgabe für Dienstag 3.12.

Lernen: Examenidioom 356-375

Machen: Kap 11 Aufgabe 5

Examenidiom 1-150

blooket

Buch wählen

Spullen  meenemen!

Sophie Scholl

Aantekeningen maken!!!

Schrijfopdracht...