le 21 et 22 /11 unité 3 c'est qui? Cést quoi?

havo 2 semaine 47
 Unité 3 – C’est qui? C’est quoi ?

Het programma van deze week : 
- een kleine formatieve toets over apprendre 1 (van vorige week)  : 10 min
- samen lezen : 3.2 
- uitleg grammaire I















Weektaak : 
Maken Ex 3 tm 6 (livre)
3.3 Maken Ex 8a tm 8d (livre)
-Leren Apprendre 2 et 3 

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

havo 2 semaine 47
 Unité 3 – C’est qui? C’est quoi ?

Het programma van deze week : 
- een kleine formatieve toets over apprendre 1 (van vorige week)  : 10 min
- samen lezen : 3.2 
- uitleg grammaire I















Weektaak : 
Maken Ex 3 tm 6 (livre)
3.3 Maken Ex 8a tm 8d (livre)
-Leren Apprendre 2 et 3 

Slide 1 - Diapositive

programme

Dinsdag : 
3.2 lire ensemble : maken  exercice 3 tm 6 in het werkboek
grammaire 1 : le verbe METTRE
ex 8a tm 8d
apprendre 2 et 3 leren

Slide 2 - Diapositive

3.2 : we lezen samen 


Er staan 4 films  beschreven in de tekst.  
A: de leerlingen op de voorste rij lezen aandachtig de beschrijving van de eerste film
de leerlingen op de tweede rij de tweede film, de derde rij de derde film en de vierde rij de vierde film.  Vijfde rij leest weer de eerste film.   4 minuten


B: docent vraagt aan 1 of 2 leerlngen per rij wat er in het stukje over de film staat
C:  De rest van de klas leest mee, en luistert goed. Het maken van de 
oefeningen is zo veel makkelijker.

timer
4:00

Slide 3 - Diapositive

maak nu oefening 3-6 in je werkboek
doe de laatste tien minuten van de les de lessonup over de woordjes van apprendre 1

Slide 4 - Diapositive

le verbe METTRE : leggen/zetten/aantrekken  
je mets                                                 j'ai mis
tu mets                                                tu as mis
il/elle/on met                                 il/elle/ on a mis
nous mettons                               nous avons mis
vous mettez                                  vous avez mis
ils mettent                                      ils ont mis

j'ai mis  /  tu as mis/  il a mis/ elle a mis/ on a mis/ nous avons mis/ vous avez mis/ ils ont mis/ elles ont mis
alleen doorlezen, aantekening komt later

Slide 5 - Diapositive

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord mettre?
A
Mi
B
Mis
C
Mu

Slide 6 - Quiz

Wat betekent het werkwoord mettre?
A
Leggen / Zetten
B
Leggen / Meten
C
Meten / Zetten
D
Meten / Pakken

Slide 7 - Quiz

Wat is het hulpwerkwoord bij het werkwoord mettre in de passé composé?
A
Avoir
B
Être

Slide 8 - Quiz

Présent

Je mets (ik leg/zet/trek aan)
Tu mets
Il/elle/on met
Nous mettons
Vous mettez
Ils/elles mettent
Passé composé
mis - gelegd/gezet/aangetrokken
J' ai mis ( ik heb gelegd)
Tu as mis
Il/elle/on a mis
Nous avons mis
Vous avez mis
Ils/elles ont mis
AANTEKENING : 
Het werkwoord METTRE wordt veel gebruikt in het Frans. Mettre is een onregelmatig werkwoord. Uit je hoofd leren dus! Neem de rijtjes over in je aantekeningenschrift. 

Slide 9 - Diapositive

Nous ..... un jean. (présent)

(kleine letters zonder punt, alleen het antwoord invullen)


Slide 10 - Question ouverte

Je ..... le livre sur la table. (présent)

Slide 11 - Question ouverte

Abdel et Julie ...... leur voiture sur le grand parking (présent)

Slide 12 - Question ouverte

Elle ..... son portable sur le bureau. (présent)

Slide 13 - Question ouverte

Passé composé
Tu .....

Slide 14 - Question ouverte

zelfstandig werken : 
werk nu 15 minuten aan de weektaak (8a-d)
Klaar ? 
oefenen met VERBUGA of APPRENDRE 2 en 3
In deze lessonup staan nog extra oefeningen met mettre ( in de klassenomgeving)

Slide 15 - Diapositive

Passé composé
Il

Slide 16 - Question ouverte

Passé composé
Nous .....

Slide 17 - Question ouverte

extra oefenen ; le verbe mettre
Mettre: aantrekken/zetten/plaatsen

Je (zet) mon cartable par terre. (présent) 
Elles (trekken aan) toujours des jupes. (présent) 
Tu (hebt aangetrokken) un jean bleu. (passé composé) 
Je (hebt geplaatst) le film sur Internet. (passé composé) 


Slide 18 - Diapositive