Periode 2 GPL

Periode 2
Medicijnen

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Periode 2
Medicijnen

Slide 1 - Diapositive

waar denk je aan bij het woord
medicijnen?

Slide 2 - Carte mentale

Wat staat niet op het recept ?
A
naam medicijn
B
naam apotheek
C
sterkte medicijn
D
naam huisarts

Slide 3 - Quiz

Noem verschillende toedieningswijze

Slide 4 - Question ouverte

Hoe noem je het als twee medicijnen elkaar beïnvloeden?
A
complicatie
B
interactie
C
allergie
D
capsule

Slide 5 - Quiz

Medicatie dat op de huid wordt aangebracht, zoals zalf, noemen we..
A
transdermaal
B
sublinguaal
C
dermaal of cutaan
D
oraal of per os

Slide 6 - Quiz

Een hoestdrankje werkt...
A
plaatselijk
B
systemisch/algemeen

Slide 7 - Quiz

Noem de regel van vijf:

Slide 8 - Question ouverte

Bloedsuiker prikken
insuline injecteren

Slide 9 - Diapositive

benodigdheden
bloedsuiker prikken

Slide 10 - Carte mentale

Wat is de officiële benaming voor suikerziekte?
A
Diabetes Type 1
B
Diabetes Type 2
C
Diabetes Naxon
D
Diabetes Mellitus

Slide 11 - Quiz

Welk type diabetes is insuline afhankelijk?
A
Type 1
B
Type 2

Slide 12 - Quiz

Bij welke van onderstaande antwoorden spreken we van ouderdomsdiabetes?
A
Diabetes type 1
B
Diabetes type 2

Slide 13 - Quiz

Welk orgaan maakt insuline aan?
A
alvleesklier
B
milt
C
lever
D
galblaas

Slide 14 - Quiz

Wanneer maakt de alvleesklier helemaal geen insuline meer aan
A
diabetes type 1
B
diabetes type 2
C
bij beiden
D
bij geen van deze antwoorden

Slide 15 - Quiz

Hyper
Bloedsuiker vanaf 10
- veel urineren
- veel dorst hebben en houden
- vermoeid zijn
- plotselinge humeurigheid, snel       boos worden
- misselijk zijn of overgeven
- alles voelt vervelend

Slide 16 - Diapositive

Hypo
Bloedsuiker onder de 4:
- zweten
- trillen
- duizelig zijn
- plotseling wisselend humeur (opeens boos worden bijvoorbeeld) ongeconcentreerd zijn
- hoofdpijn
- moe zijn
- hongerig zijn

Slide 17 - Diapositive

Welke benodigdheden ben je niet nodig bij insuline injecteren?
A
naaldje
B
gaasje
C
alcohol
D
insuline pen

Slide 18 - Quiz

insuline injecteren is een loodrechte techniek
A
onjuist
B
juist

Slide 19 - Quiz

dubbele check bij insuline geven
A
onjuist
B
juist

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive