Spellen met werkwoorden

Werkwoordspelling
Michael ter Maat
Hans Euwema

21 april 2020
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling
Michael ter Maat
Hans Euwema

21 april 2020

Slide 1 - Diapositive

Inhoud
  • Opening
  • Lesdoelen
  • Het nut van werkwoordspelling
  • Hoe zat het ook alweer?
  • Begrippen
  • De stam
  • Oefenen
  • Evaluatie

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
  • Je weet hoe je de stam van een werkwoord vindt
  • Je kunt de juiste vorm van het werkwoord 'lopen' kiezen ter vervanging van het te vervoegen werkwoord

Slide 3 - Diapositive

Zal het druk worden denk je?

Slide 4 - Diapositive

In de
  • De foto in de vorige dia laat zien wat er kan gebeuren als een woord verkeerd wordt gespeld, er ontstaat verwarring.

  • Taal is niet door mensen bedacht. Je zou kunnen zeggen dat taal is ontstaan, en dat het, net als de mens, is geëvolueerd. 

  • De basis van iedere taal is de gesproken taal. Pas toen mensen begonnen te schrijven ontstonden de eerste regels. Om verwarring te voorkomen.

Slide 5 - Diapositive

Bekijk het onderstaande filmpje

Slide 6 - Diapositive

In welk jaar kwam de eerste Nederlandse spelling?

Slide 7 - Question ouverte

Hoe zat het ook alweer?

Bekijk het onderstaande filmpje...


Slide 8 - Diapositive

De stam van het werkwoord

Slide 9 - Diapositive

Schrijf op een blaadje/je telefoon (of ander device) de stam van de volgende werkwoorden:

  1.  Lopen
  2.  Relativeren
  3.  Smurfen
  4.  Kajakken
  5.  Onthouden
  6.  Ginnegappen

Slide 10 - Diapositive

Heb je een verband ontdekt? Zo ja, wat is dat verband?

Slide 11 - Question ouverte

De stam van het werkwoord vind je meestal door -en van het hele werkwoord af te halen:

fietsen           fiets
schaatsen           schaats

Maar niet altijd! Als het werkwoord eindigt op een -v of een -z maken we daar een -f of een -s van:

reizen            reis
verven          verf




Slide 12 - Diapositive

Wat is de juiste spelling?

Slide 13 - Diapositive

1. Vin_ je het terecht?

Slide 14 - Question ouverte

2. Het beloof_ een groot feest te worden.

Slide 15 - Question ouverte

3. Ik heb mij beschikbaar gestel_

Slide 16 - Question ouverte

4. Hoewel ik onder het werk bedolven word_

Slide 17 - Question ouverte

5. Bent u berei_ alles nog een keer te vertellen?

Slide 18 - Question ouverte

6. Het te verwach_ besluit...

Slide 19 - Question ouverte

7. Het te laat geland_ vliegtuig had vertraging

Slide 20 - Question ouverte

8. Jij verwach_e toch dat de minister zou aftreden?

Slide 21 - Question ouverte

Welke vorm van lopen kun  je invullen bij de vorige 8 opgaven?

Slide 22 - Diapositive

Hoe zat het ook alweer met het bijvoeglijk naamwoord?
A
Die schrijf je altijd in de verleden tijd
B
Die schrijf je in het meervoud
C
Die schrijf je altijd zo kort mogelijk
D
Die hoef je niet op te schrijven

Slide 23 - Quiz

Heb je de lesdoelen behaald? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Slide 24 - Question ouverte


Wat vond je van deze les?
A
Stom, ik haat Nederlands
B
Leuk, ook al haat ik Nederlands
C
Leuk, ik vind Nederlands sowieso leuk
D
Stom, ook al vind ik Nederlands leuk

Slide 25 - Quiz

Einde!
Bedankt voor het meedoen aan deze les! In Taalblokken kun je verder oefenen met werkwoordspelling.

                                             Blijf gezond en tot snel!

Slide 26 - Diapositive

Wil je nog meer oefenen?
Kopieer de link in je adresbalk:

https://www.cambiumned.nl/oefenen/spelling/werkwoordspelling/

Slide 27 - Diapositive