Marktresultaat en Overheidsinvloed (1e) H1. Economische doelmatigheid

Week 6 (vanaf 3 februari 2025)
Hoofdstuk 1. Economische doelmatigheid
  • actualiteit (waarom Trump inzet op importheffingen, ook al helpen ze economisch niet)
  • leerdoelen
  • instructie (ruilwinst)
  • maakwerk: opdracht 1.1 t/m 1.11
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 32 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Week 6 (vanaf 3 februari 2025)
Hoofdstuk 1. Economische doelmatigheid
  • actualiteit (waarom Trump inzet op importheffingen, ook al helpen ze economisch niet)
  • leerdoelen
  • instructie (ruilwinst)
  • maakwerk: opdracht 1.1 t/m 1.11

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen H1. Economisch doelmatig
  • Ik kan de begrippen op pagina 19 omschrijven (zie ook LWEO).
  • Ik kan met een kosten-batenanalyse uitleggen wat het effect van een ruiltransactie is.
  • Ik kan het verband uitleggen tussen de betalingsbereidheid en de vraagfunctie.
  • Ik kan het verband uitleggen tussen de leveringsbereidheid, de marginale kosten (MK) en de aanbodfunctie.
  • Ik kan het consumenten- en producentensurplus bepalen, grafisch aangeven en berekenen en de gevolgen van  prijswijzigingen berekenen en arceren in een grafiek.
  • Ik kan verklaren dat het totale surplus de maatstaf is voor economische doelmatigheid.
































Slide 2 - Diapositive

Betalingsbereidheid
  • Betalingsbereidheid is het maximale bedrag dat een koper wil betalen voor een product.

  • Hoeveel ben je bijvoorbeeld bereid te betalen voor FIFA21?

  • Verschilt per persoon, subjectief!

Slide 3 - Diapositive

Consumentensurplus
  • De marktprijs kunnen we verwerken in een grafiek met een horizontale lijn (blauw)!
  • Bij een prijs van € 15 gaan Sabine, Youssef en Sander FIFA kopen, maar Irene en Maze niet.
  • Het verschil tussen de betalingsbereidheid en de prijs noemen we het consumentensurplus!
  • De consument hoeft minder middelen op te offeren dan hij bereid was.
  • Wanneer we al deze individuele meevallers bij elkaar optellen, vinden we het consumentensurplus = € 5 (van Sabine) + € 2,5 (van Youssef) + € 0 (van Sander) = € 7,5 
  • Omzet = € 15 x 3 = € 45
  • Hoe groter het surplus, hoe efficiënter de uitkomst (= welvaart), zij kunnen met het surplus immers iets anders kopen.

Slide 4 - Diapositive

Vraagfunctie
Wat is het verband tussen de prijs (P = oorzaak)
en de gevraagde hoeveelheid (Qv = gevolg)?

Dit is een negatief verband omdat als de prijs (P)
daalt, de gevraagde hoeveelheid (Qv) stijgt en als de
prijs (P) stijgt, de gevraagde hoeveelheid (Qv) daalt.

Vraagfunctie: Qv = -20P + 324

Let op: hoeveelheid (Q) op de horizontale as,
               en de prijs (P) op de verticale as!

Slide 5 - Diapositive

Verkoopbereidheid
  • Verkoopbereidheid is de minimale prijs die een fabrikant / verkoper wil ontvangen voor een product / dienst.

  • Verschilt per fabrikant / verkoper, subjectief!

Slide 6 - Diapositive

Producentensurplus
  • De marktprijs kunnen we verwerken in een grafiek met een horizontale lijn (blauw)!
  • Bij een prijs van € 50 gaan Oman, Ruslan en Noordzee het product aanbieden, maar Diepzee en Poolkappen niet.
  • Het verschil tussen de verkoopbereidheid en de prijs noemen we het producentensurplus!
  • De fabrikant / verkoper krijgt een hogere prijs dan de minimale prijs die hij er eigenlijk voor wilde hebben.
  • Wanneer we al deze individuele meevallers bij elkaar optellen, vinden we het producentensurplus = € 25 (van Oman) + € 10 (van Rusland) + € 0 (van Noordzee) = € 35 
  • Omzet = € 50 x 3 = € 150
  • Hoe groter het surplus, hoe efficiënter de uitkomst (= welvaart), zij kunnen het surplus immers toevoegen aan het resultaat.

Slide 7 - Diapositive

Aanbodfunctie
Wat is het verband tussen de prijs (P = oorzaak)
en de aangeboden hoeveelheid (Qa = gevolg)?

Dit is een positief verband omdat als de prijs (P)
daalt, de aangeboden hoeveelheid (Qa) daalt en als de
prijs (P) stijgt, de aangeboden hoeveelheid (Qa) stijgt.

Aanbodfunctie: Qa = 5P - 25

Let op: hoeveelheid (Q) op de horizontale as,
               en de prijs (P) op de verticale as!

Slide 8 - Diapositive

Vraag & Aanbod (collectief)
  • Maximale betalingsbereidheid van de markt
  • = € 50 (Qv = 0)

  • Consumentensurplus = (30 x € 25) x 0,5 = € 375


  • Evenwichtsprijs = € 25 (Qv = Qa)

  • Producentensurplus = (30 x € 15) x 0,5 = € 225

  • Minimale verkoopbereidheid van de markt
  • = € 10 (Qa = 0)

Slide 9 - Diapositive

Ruiltransactie
Het kopen van een snelkoker noem je een ruiltransactie.

Bij een economische keuze weeg je kosten en baten tegen elkaar af.

Kosten: de waarde van de opgeofferde schaarse middelen (geld bijvoorbeeld)

Opbrengsten: de mate van behoefte-bevrediging.

Slide 10 - Diapositive

Ruilwinst (voor de koper)
Het consumentensurplus is dus de ruilwinst voor de koper die wordt behaald met een ruiltransactie.

Het consumentensurplus is het verschil tussen de maximale betalingsbereidheid van de koper en de prijs die hij daadwerkelijk betaalt.

Slide 11 - Diapositive

Ruilwinst (voor de verkoper)
Het producentensurplus is dus de ruilwinst voor de verkoper die wordt behaald met een ruiltransactie.

Het producentensurplus is het verschil tussen de minimale  leveringsbereidheid van de verkoper en de prijs die hij daadwerkelijk ontvangt.

Slide 12 - Diapositive

Economische doelmatigheid
Als vragers en aanbieders ruilwinst (surplus) kunnen behalen, dan is de economische uitkomst op de markt doelmatig.

Het gaat op de markt over alle consumenten en producenten op de markt samen.

In het marktevenwicht is er een economisch doelmatige uitkomst, omdat het totale surplus maximaal is.

Slide 13 - Diapositive

Producentensurplus
LET OP: het producentensurplus is geen winst!

In een markt van volkomen concurrentie heeft de aanbieder geen invloed op de prijs, en dus ook niet op marginale opbrengst (MO). De marginale kosten (MK) zijn dan ook bepalend voor het aanbod. De marginale kostenlijn valt daarom samen met de individuele aanbodlijn.

Naast marginale kosten (MK) zijn er ook nog
constante kosten (CK).
  • producentensurplus = P – MK (MK = GVK)
  • winst = P – alle kosten (niet enkel de GVK, ook de CK)

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Maakwerk deze week
  • wat: opdracht 1.1 t/m 1.11
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: tot 1 minuut voor einde les
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: ga verder met opdracht 1.12 t/m 1.18

Slide 16 - Diapositive

Week 7 (vanaf 10 februari 2025)
Hoofdstuk 1. Economische doelmatigheid
  • terugblik op de vorige les
  • leerdoelen
  • instructie (MK en Pareto-efficiënt)
  • maakwerk: opdracht 1.12 t/m 1.18

Slide 17 - Diapositive

Terugblik vorige les
  • Maximale betalingsbereidheid van de markt
  • = € 50 (Qv = 0)

  • Consumentensurplus = (30 x € 25) x 0,5 = € 375


  • Evenwichtsprijs = € 25 (Qv = Qa)

  • Producentensurplus = (30 x € 15) x 0,5 = € 225

  • Minimale verkoopbereidheid van de markt
  • = € 10 (Qa = 0)

Slide 18 - Diapositive

Oefening (vraag en aanbod)
Gegeven: de vraagfunctie Qv = -4P + 100 en de aanbodfunctie Qa = 5P - 25

  1. Bereken de evenwichtsprijs.
  2. Bereken de evenwichtshoeveelheid.
  3. Bereken de maximale betalingsbereidheid.
  4. Bereken de minimale leveringsbereidheid.
  5. Bereken het consumentensurplus.
  6. Bereken het producentensurplus.

Slide 19 - Diapositive

Oefening (vraag en aanbod)
Gegeven: de vraagfunctie Qv = -4P + 100 en de aanbodfunctie Qa = 5P - 25

1. Bereken de evenwichtsprijs.
  • Qv = Qa =>
  • -4P + 100 = 5P - 25 =>
  • -4P - 5P = -25 - 100 =>
  • -9P = -125 =>
  • P = -125 / -9 => P = € 13,89
2. Bereken de evenwichtshoeveelheid.
  • vul P in Qv = -4 x € 13,89 + 100 => Qv = 44,44 of
  • vul P in Qa = 5 x € 13,89 -25 = 44,44

Slide 20 - Diapositive

Oefening (vraag en aanbod)
Gegeven: de vraagfunctie Qv = -4P + 100 en de aanbodfunctie Qa = 5P - 25

3. Bereken de maximale betalingsbereidheid.
  • Qv = 0
  • 0 = -4P + 100 =>
  • 4P = 100 => P = 100/ 4 => P = € 25
4. Bereken de minimale leveringsbereidheid.
  • Qa = 0
  • 0 = 5P - 25 =>
  • -5P = -25 => P = -25/-5 => P = € 5

Bereken het consumentensurplus.
Bereken het producentensurplus.

Slide 21 - Diapositive

Oefening (vraag en aanbod)
5. Bereken het concumentensurplus.
  • ΔP = maximale betalingsbereidheid - evenwichtsprijs
  • ΔP = € 25 - € 13,89 = € 11,11
  • ΔQ= evenwichtshoeveelheid = 44,44
  • consumentensurplus = € 11,11 x 44,44 x 0,5 = € 246,86
6. Bereken het producentensurplus.
  • ΔP = evenwichtsprijs - minimale leveringsbereidheid
  • ΔP = € 13,89 - € 5 = € 8,89
  • ΔQa = evenwichtshoeveelheid = 44,44
  • producentensurplus = € 8,89 x 44,44 x 0,5 = € 197,54

Slide 22 - Diapositive

Leerdoelen H1. Economisch doelmatig
  • Ik kan de begrippen op pagina 19 omschrijven (zie ook LWEO).
  • Ik kan met een kosten-batenanalyse uitleggen wat het effect van een ruiltransactie is.
  • Ik kan het verband uitleggen tussen de betalingsbereidheid en de vraagfunctie.
  • Ik kan het verband uitleggen tussen de leveringsbereidheid, de marginale kosten (MK) en de aanbodfunctie.
  • Ik kan het consumenten- en producentensurplus bepalen, grafisch aangeven en berekenen en de gevolgen van  prijswijzigingen berekenen en arceren in een grafiek.
  • Ik kan verklaren dat het totale surplus de maatstaf is voor economische doelmatigheid.
































Slide 23 - Diapositive

Leerdoelen H1. Economisch doelmatig
  • Ik kan aantonen dat marktevenwicht bij volkomen concurrentie een Pareto-optimum is.
  • Ik kan uitleggen dat een Pareto-optimum niet gelijk is aan de maatschappelijke welvaart.
  • Ik kan de nadelen van volkomen concurrentie noemen.
  • Ik kan uitleggen dat innovatie marktmacht kan opleveren.
  • Ik kan effecten van octrooien en patenten op marktgedrag en marktresultaat beschrijven.
  • Ik kan uitleggen welke afweging de overheid moet maken voor wettelijk monopolie.
































Slide 24 - Diapositive

Aanbodlijn en MK
Aanbodlijn: hoeveel wil een producent aanbieden bij een bepaalde prijs?,
of een producent bereid is het product aan de bieden hangt af van de MK:
  • als P < MK: producent zal niet aanbieden (je wilt je GVK terugverdienen)
  • als P > MK: wél aanbieden

De MK-lijn geeft dus aan hoeveel een producent aanbiedt bij een bepaalde prijs! Bij volkomen concurrentie valt de MK-lijn dus samen met de Qa lijn:
de aanbodlijn moet worden omgeschreven!

Slide 25 - Diapositive

Opdracht 1.15
Toon aan dat op de taximarkt de aanbodvergelijking Qa = 0,4p - 2 gelijk is aan de marginale kostenfunctie MK = 2,5q + 5.
  • q  = 0,4p - 2 =>
  • balansmethode: -0,4p = -q - 2 =>
  • delen door -0,4: p = 2,5q + 5 =>
  • MK = 2,5q + 5

Slide 26 - Diapositive

Pareto-criterium
Omvang surplus: werken markten doelmatig

Vilfredo Pareto

Grondlegger van de welvaartstheorie.

Een situatie is Pareto-efficiënt of Pareto-optimaal als één persoon zijn resultaat niet kan verbeteren zonder dat dit ten koste gaat van het resultaat van iemand anders

Slide 27 - Diapositive

Pareto-criterium
Een situatie op een markt is Pareto-efficiënt of Pareto-optimaal als: het marktresultaat verbetert als de vooruitgang van de een, groter is dan de achteruitgang van de ander (bijvoorbeeld toename consumentensurplus > daling producentensurplus).

Alle verliezers kunnen voor het verlies worden gecompenseerd uit de winst van de winnaars.

Slide 28 - Diapositive

Pareto-criterium
In het Pareto-optimum is het totale surplus maximaal. Deze uitkomst is economisch doelmatig. Het marktmechanisme zorgt voor een Pareto-efficiënte verdeling van middelen. 

Dit betekent niet dat de verdeling van de welvaart eerlijk is.

Het surplus zegt iets over de doelmatigheid van de markt, niet iets over de welvaart, want welvaart is veel breder dan surplus!

Slide 29 - Diapositive

Pareto-criterium
Volkomen concurrentie: doelmatigheid door maximaal surplus betekent niet dat de welvaart optimaal is!
  • geen keuze
  • gebrek aan innovatie
Andere marktvormen leveren een lager surplus op, maar hebben heterogene producten (keuze) en er is innovatie.

Overheid stimuleert innovatie door
patenten (wettelijk monopolie).



Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Maakwerk deze week
  • wat: opdracht 1.14 en 1.16
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: tot 5 minuten voor einde les
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: opdracht 1.12 t/m 1.18

Slide 32 - Diapositive