4.1 3 Grammar - Present simple (grammatica, tegenwoordige tijd)

• Engels
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

4.1 grammar - present simple

4.1 grammar present simple

4.1 grammatica tegenwoordige tijd

Leerdoel

Je leert over de present simple. 

Dit zijn de werkwoorde in de tegenwoordige tijd. 

present simple

Je gebruikt de present simple als iets

- altijd (of)

- nooit (of)

- regelmatig is

ADVERBS

Altijd, nooit of regelmatig zijn woorden die we in het Engels 'ADVERBS' noemen. Voorbeelden zijn:

never - nooit

always - altijd

usually - soms

present simple (bevestigend)

I write a message. 

You write a message. 

He / She / It writes a message.

We write a message.

You write a message. 

They write a message. 

present simple

Bij he, she of it (of een naam) plak je een -s 

achter het werkwoord.

- The badminton team always meets at 12:30. 

- Caitlin thinks she's the boss.

De SHIT-regel

jaja, de SHIT-regel: De SHIT regel is een handige regel, wanneer je twijfelt of je een -S achter een werkwoord moet plakken. 

SHIT staat voor She, He, It. 

Wanneer She/He/It het onderwerp is van de zin, komt er een -S achter het werkwoord. She/He/It works → zij/hij/het werkt.

werkwoord met een -o

Als een werkwoord op een -o eindigt, plak je er bij he, she en it -es achter. 

I go to school.

He goes to school.

She goes to school.

It goes to school.

present simple (ontkennend)

I write a message. 

You write a message. 

He / She / It writes a message.

We write a message.

You write a message. 

They write a message. 

present simple (ontkennend)

Je maakt zinnen ontkennend met DON'T / DOESN'T.

Je zet DON'T / DOESN'T voor het hele werkwoord. 

Bij he/she/it wordt het DOES NOT --> DOESN'T

present simple (ontkennend)

I don't want any pasta. / I do not want any pasta. 

You don't want any pasta. / You do not want any pasta. 

He/She/It doesn't want any pasta. / I does not want any pasta. 

We don't want any pasta. / We do not want any pasta.

You don't want any pasta. / You do not want any pasta.  

They don't want any pasta. / They do not want any pasta. 

present simple (vragend)

Je maakt vragen met do / does. 

Bij he/she/it gebruik je dus DOES.

present simple (vragend)

Do I like cricket?

Do you like cricket?

Does he/she/it like cricket?

Do we like cricket?

Do you like cricket?

Do they like cricket?

Present simple is:
Wat is de present simple?

1. Verleden tijd
2. Tegenwoordig tijd
3. Toekomst

Present Simple (tegenwoordige tijd):

Wanneer gebruik je de Present Simple?

1. Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
2. Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
3. Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
4. Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Wat is de regel van de present simple?

1. SHIT-regel
2. het hele ww (bij I, you, we, they) OF het hele ww +s (bij he, she, it)
3. Hele werkwoord
4. Werkwoord + -ed

Present simple (tegenwoordige tijd):
Welke zin is WEL present simple?

1. I am scanning the items.
2. They scanned the items.
3. We have scanned the items.
4. He scans the items.

Present simple:

Rule Example

 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)

als je het over het volgende hebt:

• feiten Water boils at 100 degrees.

• gewoontes I usually get up at 6.30.

• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.

• levendig beschrijving/dramatisch effect;

In 1099 William conquers England

Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S

I walk -> He walks

Present Simple (tegenwoordige tijd):
Welke zin is WEL present simple?

1. Lucy lives in London.
2. Lucy lived in London.
3. Lucy is Living in London.
4. Lucy has lived in London.

Present simple (tegenwoordige tijd):
Welke zin is WEL present simple?

1. I am walking to school.
2. They walked to school.
3. We have walked to school.
4. He walks to school.

Present simple:

Rule Example

 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)

als je het over het volgende hebt:

• feiten Water boils at 100 degrees.

• gewoontes I usually get up at 6.30.

• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.

• levendig beschrijving/dramatisch effect;

In 1099 William conquers England

Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S

I walk -> He walks

Present Simple:
Pick the example of the present simple.

1. I was walking in the park.
2. I walked in the park.
3. I walk every day.
4. I am walking there.

Present Simple

1. He travels to work four times a week.
2. He travelled to work four times a week.
3. He is travelling to work.
4. He has travelled to work.

Present Simple:
Welke zin staat NIET in de Present Simple?

1. Dogs wag their tail when they are excited.
2. Sarah usually runs to school.
3. Cats tend to scratch things.
4. Jeffrey has been cycling for hours.

Maken in 'Workbook'

Maak in het werkboek Engels:

Blz. 136-137

Opdracht 7A en 7B

Opdracht 8A en 8C (8B hoeft niet)

Leren voor de toets

Grammatica 4.1

De tegenwoordige tijd: present simple

In de vormen: bevestigend, ontkennend en vragen

Zie 'course book' blz. 97