Lesson 2

Today 

  1. WRTS time!
  2. Rewind
  3. Homework check
  4. Grammar: possession & have to
  5. Words, lesson 2
  6. (Home)work
  7. Looking back
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Today 

  1. WRTS time!
  2. Rewind
  3. Homework check
  4. Grammar: possession & have to
  5. Words, lesson 2
  6. (Home)work
  7. Looking back

Slide 1 - Diapositive



Aan het einde van deze les..
  1. .. weet je hoe je in het Engels bezit aangeeft. 
  2. .. weet je wanneer je have to moet gebruiken. 
  3. .. heb je kennis gemaakt met de words & phrases van lesson 2.
  4. .. heb je geoefend met schrijfvaardigheid




Slide 2 - Diapositive

timer
5:00

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Vul aan:
De present perfect gebruik je om....

Slide 5 - Question ouverte

Vul aan:
De present perfect maak je door....

Slide 6 - Question ouverte

Hoe weet je of je HAS of HAVE moet gebruiken?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is belangrijk wanneer je het voltooid deelwoord van het werkwoord gebruikt?

Slide 8 - Question ouverte

Geef 2 voorbeelden van een 'adverb of frequency'.

Slide 9 - Question ouverte

Waar moet je op letten als het gaat over de plek van het 'adverb of frequency' in een zin?

Slide 10 - Question ouverte

3. Homework check

Homework was:

Maken:
  • exc. 7 & 8 
  • Unit 6, lesson 1: practise more (online)

Please, open p.99

Check together:
exc. 7&8

Slide 11 - Diapositive

'Posession & have to'
Please, take out your notebook.

Slide 12 - Diapositive

Bezit
Kijk eens goed naar onderstaande zinnen: 

  • This is Stan's bag.
  • She borrowed Jasper's chromebook.
  • He needs one of Alex's pens. 

  • These are those boys' bags.
  • I know my pupils' names


Slide 13 - Diapositive

Wat vertelt de 's je in de zinnen?

She borrowed Jasper's chromebook.
He needs one of Alex's pens.

Slide 14 - Question ouverte


's geeft in het Engels aan dat iets van iemand is

Goed opletten:
In het Nederlands gebruiken we 's om meervoud te schrijven. (pyjama's) In het Engels is dat dus NOOIT zo. 

Slide 15 - Diapositive


Wat is het verschil tussen de bovenste en onderste zin?

This is Stan's bag.
I know my pupils' names.

Slide 16 - Question ouverte


Wat is het verschil tussen de bovenste en onderste zin?

He needs one of Alex's pens.
Put that in the back of the car.

Slide 17 - Question ouverte

Op een rijtje:
Als je wil zeggen dat iets van iemand is:
  • Enkelvoud --> 's 
  • Meervoud, eindigt op -s --> '

  • Als je wil zeggen dat iets bij/van dingen, dieren of plaatsen is,. dan gebruik je '..of...'.

Slide 18 - Diapositive

Wat betekent (doesn't) have to in onderstaande zinnen?

You have to go to school.
She doesn't have to go to school anymore, once has a qualification.

Slide 19 - Question ouverte

(niet) moeten
Wanneer je wil zeggen dat iets moet (dat van buitenaf opgelegd wordt), dan gebruik je 'have to + hele werkwoord'
bevestigend: 

have to + hele werkwoord
  • I, you,
  • we, they
has to + hele werkwoord
  • she, he, it
Ontkennend: 

don't have to + hele werkwoord
  • I, you,
  • we, they
doesn't have to + hele werkwoord
  • she, he, it
vragend

do - ow-  have to + hele werkwoord
  • I, you,
  • we, they
does - ow - have to + hele werkwoord
  • she, he, it

Slide 20 - Diapositive

Please, open your coursebook on p.176


Please, open p.102 in your coursebook
LESSON 2

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

5. (Home)work


Monday June 5th:
Maken:
  • exc. 13 t/m 19 (p.106 t/m 111)

Leren
  • words unit 1 t/m 5
  • words unit 6, lesson 1 & 2 (p.176)
  • Phrases, lesson 2 (p.178)

  • Voor jezelf
  • In stilte
  • Tijd tot afsluiting van de les.
  • Muziek mag
  • Klaar? Dan leren via WRTS (linkje in Classroom)

Slide 23 - Diapositive

Wat is het verschil tussen 's en s' als het gaat over bezit? (Iets is van iemand)

Slide 24 - Question ouverte