Werkwoordspelling les 9: Regels werkwoordsvormen

Nederlands

Werkwoordspelling - Les 9: 
Regels van de werkwoordsvormen

VWO 1 P1 2023-2024
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands

Werkwoordspelling - Les 9: 
Regels van de werkwoordsvormen

VWO 1 P1 2023-2024

Slide 1 - Diapositive

Vorige les heb je geleerd...
?

Slide 2 - Diapositive

Voordat we verder gaan ...
... herhalen we de regels die horen bij de verschillende werkwoordsvormen.
Waarom? Als je de regels kent, kun je deze toepassen en tot de juiste spelling komen!
  • Log in bij LessonUp.
  • Beantwoord vraag 1 t/m 15 individueel.
  • Je krijgt hiervoor 10 minuten.
  • Je kunt de antwoorden niet zelf controleren.
  • Als de tijd voorbij is, bespreken we de antwoorden.
timer
10:00

Slide 3 - Diapositive


1. Welke regel gebruik je bij de persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud (ik-vorm/ik-vorm+t)?

Slide 4 - Question ouverte

Let op!
2. Als 'je' of 'jij' achter de persoonsvorm (t.t.) staat, gebruik je de: ik-vorm / de ik-vorm+t.

Slide 5 - Question ouverte

Let op!
3. Als 'je moeder' achter de persoonsvorm (t.t.) staat, gebruik je de: ik-vorm / de ik-vorm+t.

Slide 6 - Question ouverte


4. Welke regel gebruik je bij de persoonsvorm verleden tijd - zwakke werkwoorden?

Slide 7 - Question ouverte

Let op!
5. Wanneer schrijf je bij de persoonsvorm (v.t.) ook een -n (achter -de of -te)?

Slide 8 - Question ouverte


6. Welke regel gebruik je bij de persoonsvorm verleden tijd - sterke werkwoorden?

Slide 9 - Question ouverte


7. Welke regel gebruik je bij het voltooid deelwoord dat eindigt op een -d of -t?

Slide 10 - Question ouverte


8. Welke regel gebruik je bij het voltooid deelwoord dat eindigt op -en?

Slide 11 - Question ouverte


9. Welke regel gebruik je bij het voltooid deelwoord dat wordt gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?

Slide 12 - Question ouverte

Let op!
10. Wanneer is er sprake van een uitzondering en schrijf je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord met dubbel -d of dubbel -t?

Slide 13 - Question ouverte

Let op!
11. Wanneer is er sprake van een uitzondering en schrijf je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord met -en?

Slide 14 - Question ouverte


12. Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 15 - Question ouverte


13. Hoe vind je het onderwerp?

Slide 16 - Question ouverte

15. Welke stappen volg je als je de vorm waarin een werkwoord in de zin staat moet benoemen?

Slide 17 - Question ouverte

Conclusie:
In hoeverre ken je de regels? Wat ga je doen om de regels te leren kennen?

Slide 18 - Question ouverte

Klaar?
Ben je klaar en is de tijd nog niet voorbij? Maak dan de opdrachten op de volgende slides.

Benoem de werkwoordsvorm. Kies uit de vormen die je tot nu toe hebt geleerd:

  • persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
  • persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
  • voltooid deelwoord (vdw)
  • voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 19 - Diapositive

Benoem de werkwoordsvorm.

1. Mijn vader VINDT het maar niks.

Slide 20 - Question ouverte

Benoem de werkwoordsvorm.

2. Mijn vader VOND het maar niks.

Slide 21 - Question ouverte

Benoem de werkwoordsvorm.

3. Mijn vader heeft een horloge GEVONDEN.

Slide 22 - Question ouverte

Benoem de werkwoordsvorm.

4. Het GESTOLEN horloge is weer terecht.

Slide 23 - Question ouverte