Unterricht 6 Deutsch Kapitel 6 Wiederholung

Guten Tag! Check Kapitel 6 Teil 1
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Guten Tag! Check Kapitel 6 Teil 1

Slide 1 - Diapositive

Fast Urlaub! Wo fährst du hin?

Slide 2 - Carte mentale

Naamvallen
Keuzevoorzetsels

Slide 3 - Diapositive

0

Slide 4 - Vidéo

Het werkwoord wohnen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
wohne
wohnst
wohnt
wohnen
wohnt
wohnen

Slide 5 - Question de remorquage

Sleep de Duitse woorden naar de juiste kleuren.
gelb
blau
schwarz
grau
rot
grün
weiß
orange
pink
braun

Slide 6 - Question de remorquage

Bezittelijke voornaamwoorden
mijn
jouw
zijn
haar
ons/onze
jullie
hun/uw
mein-
dein-
sein-
ihr- (ev)
unser-
euer-
ihr- (mv)

Slide 7 - Question de remorquage

Voorzetsels met 4e naamval
durch
gegen
für
um
ohne
entlang
bis
voor
door
langs
tegen
tot
zonder
om

Slide 8 - Question de remorquage

fe
e
st
t
en
t
en
ich
du
er /sie /es
wir
ihr
sie / Sie
niet gebruiken

Slide 9 - Question de remorquage

Ken je de persoonlijk voornaamwoorden in de 4e naamval nog?
mich
es
uns
euch
sie (mv)
sie (ev)
dich
Sie
ihn
wen?
mij
haar
wij
jou
hen
het
jullie
u
hem
wie?

Slide 10 - Question de remorquage

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 11 - Question de remorquage

voorzetsels 3e naamval
voorzetsels 4e naamval
mit
entlang
durch
bei
seit
um
gegenüber
bis
ausser
von
nach
zu
aus
für
ohne
gegen

Slide 12 - Question de remorquage

Voorzetsels met 4e naamval
Voorzetsels met 3e naamval
aus
bei
durch
für
gegen
mit

Slide 13 - Question de remorquage

Voorzetsels 3e naamval
uit
naar (personen)
naar
met
van, door
bij
zu
von
nach
bei
mit
aus

Slide 14 - Question de remorquage

Wechselpräpositionen=
keuzevoorzetsels

-9 keuzevoorzetsels: an, auf, hinter, in, neben, über, unter, vor, zwischen
- 3e naamval: wo? of wann?
-4e naamval: wohin?

Slide 15 - Diapositive

Keuzevoorzetsels
  1. De keuzevoorzetsels veroorzaken de ... en .... naamval.
  2. Wanneer krijg je welke naamval, wat is de hoofdregel?
  3. Wat gebeurt er bij zinnen die figuurlijk bedoeld zijn? 



Slide 16 - Diapositive

auf
über
unter
neben
an
in
zwischen
hinter
       Wechselpräpositionen (keuzevoorzetsels)
vor

Slide 17 - Diapositive

Wanneer krijg je een 3e/4e naamval bij de keuzevoorzetsels? 
3e naamval
4e naamval

Slide 18 - Question de remorquage

Bij alle zelfstandige naamwoorden in het Duits, krijg je aan het begin een ...........

Slide 19 - Question ouverte

Welk lidwoord gebruik je altijd bij vrouwelijke woorden? En bijna alle woorden die eindigen op: - e, - ung, - schaft?

Slide 20 - Question ouverte

Hoe maak je de meeste voltooide deelwoorden in het Duits?
ge + ........+ ..... (bijvoorbeeld gemacht)

Slide 21 - Question ouverte

Voorzetsels & Naamvallen
3e naamval
4e naamval
mit
zu
aus
nach
bei
seit
von
für
durch
ohne
gegen
um

Slide 22 - Question de remorquage

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
nominativ (1e)
der
das
die
dativ (3e)
akkusativ (4e)
die
Naamvallen : der-Gruppe
dem
dem
der
die
den +n
das
die
den

Slide 23 - Question de remorquage

De naamvallen, wat is wat?
Onderwerp
Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp (aan of voor )
1
3
4

Slide 24 - Question de remorquage

Mathematik
Geschichte
Deutsch
Erdkunde
Englisch
Pause
Wiskunde
Geschiedenis
Duits
Aardrijkskunde
Engels
Pauze

Slide 25 - Question de remorquage

Weet je nog , hoe vraag je na de naamvallen?
Wie/wat + gezegde?
Wat+gezegde+ onderwerp
Aan/voor wie+ gezegde+ onderwerp
Onderwerp, 1e naamval
meewerkend onderwerp, 3e naamval
lijdend voorwerp, 4e naamval

Slide 26 - Question de remorquage

Wörter

Slide 27 - Diapositive

het rijbewijs

Slide 28 - Question ouverte

Prettige vakantie!

Slide 29 - Question ouverte

stoppen, stilstaan

Slide 30 - Question ouverte

droog

Slide 31 - Question ouverte

de vliegtuigmaatschappij

Slide 32 - Question ouverte

de folder

Slide 33 - Question ouverte

instappen

Slide 34 - Question ouverte

wijzen

Slide 35 - Question ouverte

te voet gaan

Slide 36 - Question ouverte

huren

Slide 37 - Question ouverte

Anweisung
Übersetze die nächsten Wörter  Deutsch - Niederländisch.

Slide 38 - Diapositive

die U-bahn

Slide 39 - Question ouverte

die Plätze

Slide 40 - Question ouverte

fahren mit

Slide 41 - Question ouverte

brauchen

Slide 42 - Question ouverte

der Reisepass

Slide 43 - Question ouverte

Een positief element bij Duits is ......

Slide 44 - Question ouverte

Een negatief element bij Duits was.......

Slide 45 - Question ouverte

Tip voor de docente

Slide 46 - Carte mentale

Das Ende!!
Ich wünsche euch eine schöne Ferien und bis nächsten Jahr!

Tschüss!

Danke für die Aufmerksamkeit!

Slide 47 - Diapositive