Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
H2
§2.4 - Rekenen met eenheden
Slide 1 - Diapositive
Planning
Leerdoelen
Uitleg §2.4
Aan de slag
Slide 2 - Diapositive
Leerdoelen
Na deze les weet ik...:
wat grootheden en eenheden zijn
Na deze les kan ik...:
eenheden omrekenen.
rekenen met dichtheid.
significante cijfers bij het afronden van antwoorden gebruiken.
Slide 3 - Diapositive
Grootheden en Eenheden
Grootheid
-> Iets dat je kan meten
=> Bijvoorbeeld: massa
Eenheid
-> Waarin je de grootheid meet
=> Bijvoorbeeld: kilogram
Slide 4 - Diapositive
SI-eenheden
Basisgrootheden + grondeenheden
Afgeleide eenheden
Een eenheid die is afgeleid van een grondeenheid.
Vb. Bij de grootheid Volume hoort de afgeleide SI-eenheid m3 .
De meter (m) is namelijk de grondeenheid => m3 is daarvan afgeleid (mxmxm).
Slide 5 - Diapositive
Omrekenen
Je moet eenheden kunnen omrekenen
Slide 6 - Diapositive
Hoeveel meter zit er in een hectometer?
A
10
B
20
C
100
D
200
Slide 7 - Quiz
Omrekenen:
1000dm3staatgelijkaan....
A
1L
B
1m3
C
1000cL
D
100L
Slide 8 - Quiz
Omrekenen: 240 liter =
A
0,240 m3
B
240 dm3
C
240000 cm3
D
24 m3
Slide 9 - Quiz
Omrekenen 4 m2 = .... dm2
A
40
B
400
C
0,4
D
0,04
Slide 10 - Quiz
Dichtheid
Slide 11 - Diapositive
Dichtheid
is een stofeigenschap
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
De dichtheid van de badeend is ...... dan de dichtheid van water
A
Groter
B
Kleiner
C
Gelijk
D
Geen idee
Slide 13 - Quiz
Dichtheid
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Wat is het symbool van dichtheid?
A
p
B
ρ
C
P
D
π
Slide 16 - Quiz
Er zijn twee grootheden nodig voor het berekenen van de dichtheid. Weet je welke dat zijn?
A
lengte en breedte
B
massa en volume
C
massa en gewicht
D
massa en lengte
Slide 17 - Quiz
De formule voor dichtheid is...
A
ρ=Vm
B
ρ=mV
C
ρ=m⋅V
D
ρ=VM
Slide 18 - Quiz
Een eenheid van dichtheid is
A
gram
B
cm3
C
g/cm3
Slide 19 - Quiz
Wat is de dichtheid van goud?
A
19,30g⋅cm−3
B
19,30 kg
C
19,30kg⋅m−3
D
19,30⋅103kg⋅m−3
Slide 20 - Quiz
Wat is de dichtheid van goud, omgerekend naar kg/L ?
A
1,9 kg per liter
B
19 kg per liter
C
190 kg per liter
D
1900 kg per liter
Slide 21 - Quiz
Wat zijn significante cijfers?
Het aantal signifcante cijfrs geeft aan in hoeverre een meting nauwkeurig is.
Dit is in de natuurkunde en de scheikunde zeer belangrijk, doordat je tijdens een practicum metingen maakt.
Slide 22 - Diapositive
Significantie: Afronden van getallen
Afronden bij optellen en aftrekken van meetwaarden:
Afronden op het minst aantal decimalen
Voorbeeld:
3,1515 + 2,1 = 5,3
Ook bij optellen van (relatieve) atoommassa's voor molecuulmassa
Slide 23 - Diapositive
Significantie: Afronden van getallen
Afronden bij vermenigvuldigen en delen van meetwaarden:
Afronden op het minste aantal significante cijfers
Voorbeeld:
2,0 x 3,1515 = 6,3
Houd voor het afronden het getal met het minste aantal significante cijfers aan, die in de opdracht staan.
Getal te groot? Gebruik wetenschappelijke notatie.
Significante cijfers
0,0108 g
0,0092 kg
9,2 g
43,10 dm3
4000 cm
Wetenschappelijke notatie
Wetenschappelijke notatie van getallen:
Een getal moet altijd worden weergegeven als een getal tussen 1 en 10 en een macht van 10.
Voorbeeld:
15 m3 =
15 x 103 dm3 =
1,5.104 dm3
Slide 24 - Diapositive
Voorbeelden significantie
Optellen en aftrekken
8,21 + 15,1 = 23,31 op je rekenmachine. Echter, van de 15,1 is maar één cijfer achter de komma nauwkeurig. Het antwoord mag dus ook maar één cijfer achter de komma nauwkeurig -> 23,3.
Vermenigvuldigen en delen
Het volume van een blokje van 1,2 cm bij 2,34 cm bij 0,8 cm is 2,2464 cm³.
De 0,8 cm is de laagste met 1 significantie, dus het antwoord moet ook 1 significant --> V = 2 cm³.
N.B.: 5,00 x 0,20 = 5,2 op je rekenmachine. Beide waardes hebben 2 cijfers achter de komma nauwkeurig. Je rekenmachine geeft echter 5,2 aan, dat LIJKT dus maar één cijfer decimaal nauwkeurig. De juiste weergave van dit antwoord is dan 5,20. Je moet soms dus zelf een 0 toevoegen!
Slide 25 - Diapositive
Hoeveel significante cijfers? 3,00
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 26 - Quiz
Hoeveel significante cijfers? 0,0030
A
1
B
2
C
4
D
5
Slide 27 - Quiz
Sleep de juiste getallen naar de juiste signficantie.
3
2
4
5
0,47
0,0230
106,00
25,4
1,36 x 10-2
0,1519
1,1111 x 102
0,5050
Slide 28 - Question de remorquage
Waar is sprake van wetenschappelijke notatie?
A
3⋅810
B
30⋅106
C
1510
D
3⋅104
Slide 29 - Quiz
Noteer in wetenschappelijke notatie: 1480
A
1,480⋅103
B
14,80⋅102
C
0,148⋅104
D
1,48⋅103
Slide 30 - Quiz
Schrijf 568765000000 in de wetenschappelijke notatie