Woe 8-12-2021 K2, L3

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

BR2G
Mittwoch, 8 Dezember 2021

Slide 2 - Diapositive

Was werden wir heute machen?
Wat gaan we vandaag doen?
  • Week 50: SO
  • Weektaak controle
  • Grammatik herhaling vorige week
  • Aufgaben

Slide 3 - Diapositive

SO
Week 50: 19 december 6e uur SO,  Telt 2x mee

  • Seite 92 – 94 Lernbox Lektion 1 t/m 4 en Redemittel (nl-du)
Woordjes zoals het er staat, zinnen NL-D
  • Seite 58 Grammatik A+werkwoordenlijst K1+2* --> (fe)esttenten
  • Seite 58 Grammatik B --> voltooid deelwoord
  • Seite 60 Grammatik C --> getallen tot 1000
  • Seite 66 Grammatik D --> geslachten znw


Slide 4 - Diapositive

Weektaak
Kapitel 2, Lektion 2, Aufgabe: 2, 5, 6, 9, 10

Niet gemaakt/boek:
Cas, Feline, David, Anne, Fieke, Luuk, Pim, Linne, Evy, Silke, Hildur, Pepijn, Lisa, Nina, Gijs, Izara, Jip, Sophie, Pepijn, Mirte,  Loïs, Burnley, Paul

Slide 5 - Diapositive

Geslachten van het zelfstandig naamwoord

Was weißt du noch?


6 Fragen

Slide 6 - Diapositive

Wat is het lidwoord voor een mannelijk zelfstandig naamwoord?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is het lidwoord voor een onzijdig zelfstandig naamwoord?

Slide 8 - Question ouverte

Wat is het lidwoord voor een vrouwelijk zelfstandig naamwoord?

Slide 9 - Question ouverte

Welk lidwoord + wat is de juiste regel?

_____ Abend (avond)
A
der, maand
B
die, meervoudsvorm
C
der, dagdeel
D
das, het-woord

Slide 10 - Quiz

Welk lidwoord + wat is de juiste regel?

_____ Mädchen
A
die, vrouwelijk persoon
B
das, het-woord
C
der, eindigt op -chen
D
die, eindigt op -chen

Slide 11 - Quiz

Welk lidwoord + wat is de juiste regel?

_____ Übung (oefening)
A
die, eindigt op -ung
B
das, het-woord
C
die, meervoud
D
der, eindigt op -ung

Slide 12 - Quiz

Aufgaben machen
opdrachten maken
  • Was (wat)? 
Kapitel 2: Lektion 3, Aufgabe: 2, 5, 6, 7, 8, 9
  • Wie (hoe)? Online of op papier
  • Hilfe (hulp)? Buren, docent       
  • Zeit (tijd)? 10:00
  • Fertig (klaar)?: woordjes leren




An die Arbeit!

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive