Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Wat is geen consumentenorganisatie?
A
Nibud
B
Vereniging eigen huis
C
Consumer power
D
Consumentenbond
Slide 1 - Quiz
Wat is een voorbeeld van Consumer Power?
A
Judith besluit om in haar eentje geen ongezond eten te halen.
B
Een groep consumenten koopt geen plofkip meer.
C
Het vergelijken van producten van verschillende merken.
Slide 2 - Quiz
Wat is Consumer power?
A
producenten die samen opkomen voor de eigen belangen
B
iemand die samen met anderen het zelfde product koopt
C
door gezamenlijk op te treden heb je meer invloed op producten
D
consumenten die samen een product kopen
Slide 3 - Quiz
Vorig jaar was een brood €1,85 en nu € 2,05. De procentuele verandering is
A
+10,8%
B
+9,8%
Slide 4 - Quiz
oud: 80 nieuw: 70 wat is de procentuele verandering?
A
-10%
B
14,29%
C
-12.5%
D
-14.3%
Slide 5 - Quiz
Procentuele verandering
A
(nieuw-oud)/nieuw x 100%
B
(nieuw-oud)/oud x 100%
C
nieuw/oud x 100 - 100
D
oud/nieuw x 100 - 100
Slide 6 - Quiz
De inkoopkosten waren in juli €2.500, in augustus waren deze €2.450. Wat is de procentuele verandering?
A
98%
B
-2%
C
2%
D
102%
Slide 7 - Quiz
Wat is een keurmerk?
A
Een garantie op een aankoop.
B
Een A-merk.
C
Een logo van een consumentenorganisatie
D
Een product voldoet aan bepaalde eisen.
Slide 8 - Quiz
Wat is dit voor een keurmerk?
A
Biologisch keurmerk
B
Beter leven keurmerk
C
Ecologisch keurmerk
D
Fairtrade keurmerk
Slide 9 - Quiz
Wat is GEEN keurmerk?
A
B
C
D
Slide 10 - Quiz
Bekijk het keurmerk. Kirsten koopt het liefst producten met dit keurmerk. Deze producten zijn vaak duurder dan vergelijkbare producten zonder dat keurmerk.
Waarom kiest ze dan toch voor producten met dit keurmerk?
A
Ze koopt graag de beste producten.
B
Ze koopt graag dure producten.
C
Ze koopt graag milieuvriendelijk geproduceerde producten.
Slide 11 - Quiz
Waarom bestaat het consumenten recht?
A
Een producent is erg machtig
B
Als consument heb je een zwakkere positie
C
Als consument weet je daarvoor veel van een product
D
Als producent wil je veel producten verkopen
Slide 12 - Quiz
Als consument heb ik altijd recht op ....
A
de beste prijs
B
een deugdelijk product
C
korting
D
geld terug
Slide 13 - Quiz
Waarom krijg je meestal geen huurtoeslag als je huurt in de vrije sector?
A
Omdat je huur en/of inkomen boven de grenzen uitkomen
B
Omdat de vrije sector niet gebonden is aan wettelijke voorschriften
C
Omdat huurtoeslag alleen geldt voor sociale huurwoningen.
D
Omdat woningcorporaties dit zo geregeld hebben.
Slide 14 - Quiz
Wat is een huurtoeslag ?
A
Is een financiële bijdrage van de overheid waarmee je een deel van de huur kunt betalen
B
Een financiële bijdrage van de bank
C
Is een financiële bijdrage van de bank waarmee je een deel van de huur kunt betalen
D
Is een financiële ondersteuning van de overheid
Slide 15 - Quiz
Waar moet je huurtoeslag aanvragen?
A
Bij de belangstingdienst
B
Bij de gemeente
C
Bij de woningbouwvereniging
D
Bij de makelaar
Slide 16 - Quiz
De huur van je huis is hoog en je verdient niet zo veel. Je kunt huurtoeslag krijgen. Van wie krijg je huurtoeslag?
A
Van de belastingdienst.
B
Van de gemeente.
C
Van de woningbouwvereniging.
D
Van de makelaar.
Slide 17 - Quiz
Wat is OZB?
A
Onroerende Zaak Belasting
B
Huurtoeslag
C
Gemeentebelasting
D
Huurverhoging
Slide 18 - Quiz
Wie betaalt de onroerendezaakbelasting (OZB)?
A
de eigenaar van een huis
B
de huurder van een huis
C
de overheid
D
de gemeente
Slide 19 - Quiz
Koopprijs € 210.000 WOZ-waarde € 190.000 OZB-belasting is 0,1397% Hoeveel belasting moet je betalen?