3HV Unité 4 - voca 1,2,4 en bijv nw en bijwoorden - formatief

Unité 4 
3HV
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Unité 4 
3HV

Slide 1 - Diapositive

Le programme du 11 avril

1. Vertalen: woordjes uit 4.1-4.2 en 4.4
2. Luisteren: 14
3. Uitleg: bijvoeglijk naamw + bijwoord
4. (Af)maken: 16abcde +18/20
5. Huiswerk


Slide 2 - Diapositive

Aan het eind van deze les...
  • ken jij een aantal woordjes die te maken hebben met (gevaarlijke) sporten
  • begrijp jij hoe je het bijwoord in het Frans maakt

Slide 3 - Diapositive

Wat zie je? Hierna komen een aantal vragen over de woordjes

Slide 4 - Diapositive

Tomber
A
verdelen
B
waarschuwen
C
vallen
D
opstijgen

Slide 5 - Quiz


A
sauter
B
le casse-cou
C
le tir à l'arc
D
le sport de combat

Slide 6 - Quiz

l'atterrissage (m)
A
de landing
B
het wiel
C
de race
D
de bodem, de grond

Slide 7 - Quiz

springen
A
glisser
B
grimper
C
voler
D
sauter

Slide 8 - Quiz


A
le cascadeur
B
probablement
C
la natation
D
le métier

Slide 9 - Quiz


A
le casse-cou
B
le sport de combat
C
le tir à l'arc
D
le feu

Slide 10 - Quiz

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 11 - Question ouverte

Kies de juiste vorm van het bijvoeglijke naamwoord
vertaling: de kleine jongen
A
Le petit garçon
B
Le petite garçon
C
Le petits garçon
D
Le petites garçon

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste vorm van het bijvoeglijke naamwoord:
Vertaling: de onbekende actrice.
A
L'actrice inconnu
B
L'actrice inconnue
C
L'actrice inconnus
D
l'actrice inconnues

Slide 13 - Quiz

Rappel: Onregelmatige vormen van het bijwoord

Onderstaande bijvoeglijk naamwoorden hebben een onregelmatige vorm voor het bijwoord:

Bijv.Nw                - Bijwoord                                  - Vertaling bijwoord

bon                           bien                                                goed, lekker

meilleur                  mieux                                             beter, lekkerder

mauvais                  mal                                                  slecht

gentil                       gentiment                                    aardig, vriendelijk

long                          longtemps/longuement        lang

rapide                      vite/ rapidement                        snel

Slide 14 - Diapositive

Waar zegt het bijwoord iets over?
A
hele zin, zelfstandig naamwoord, werkwoord
B
hele zin, werkwoord, ander bijwoord, bijvoeglijk naamwoord
C
lidwoord, onderwerp, ander bijwoord
D
persoonlijk voornaamwoord, werkwoord

Slide 15 - Quiz

Maak van "vrai" een bijwoord.
A
vraiment
B
vrai
C
vraiement
D
vraisement

Slide 16 - Quiz

Maak van "terrible" een bijwoord.
A
terrible
B
terribles
C
terriblement
D
terriblemant

Slide 17 - Quiz

Maak van absolu een bijwoord
A
absolument
B
absoluement
C
absolutement

Slide 18 - Quiz

Sleep de woorden naar de goede plek!
goed
slecht
beter
mal
bon
mieux
meilleur
bien
mauvais

Slide 19 - Question de remorquage

Bijwoord van:
mauvais
A
mauvaisement
B
mauvaisment
C
maul
D
mal

Slide 20 - Quiz

Bijwoord van:
meillleur
A
meilleurement
B
bon
C
meilleures
D
mieux

Slide 21 - Quiz

Hoe goed ken je de woordjes?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Sondage

Hoe goed snap jij het bijwoord?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Sondage

Vendredi 4 juin - Le programme

  • De luistertoets
  • Planning
  • Rollenspel Au restaurant

Slide 24 - Diapositive