C Grammatik - Kapitel 2 - Het zwakke werkwoord

Het zwakke werkwoord in de tegenwoordige tijd
FEESTTENTEN-REGEL
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Het zwakke werkwoord in de tegenwoordige tijd
FEESTTENTEN-REGEL

Slide 1 - Diapositive

Hoofdregel (feesttenten)
FE-
ich
spiele
du
spielst
er / sie / es
spielt
wir
spielen
ihr
spielt
sie / Sie
spielen

Slide 2 - Diapositive

Uitzonderingen - (e)ettenten
ich
heiße
du 
heißt
er / sie / es
heißt
wir
heißen
ihr
heißt
sie / Sie 
heißen
de EETTENTEN-regel gebruik je als de stam op een -s, -ss, -ß, -x of -z eindigt.

Slide 3 - Diapositive

Uitzonderingen 
ich
arbeite
du 
arbeitest
er / sie / es
arbeitet
wir
arbeiten
ihr
arbeitet
sie / Sie 
arbeiten
Als de stam op een -d of -t eindigt, krijg je bij du, er/sie/es en de ihr-vorm een tussen -e!

Slide 4 - Diapositive

Uitzonderingen 
ich
öffne
du 
öffnest
er / sie / es
öffnet
wir
öffnen
ihr
öffnet
sie / Sie 
öffnen
Speciale werkwoorden (atmen, regnen, zeichnen, rechnen, öffnen) krijgen bij du, er/sie/es en ihr een tussen e. 
Dit geldt ook bij de werkwoorden: atmen, regnen, zeichnen & rechnen.

Slide 5 - Diapositive

Hoe gebruik je deze regels?
1. Neem de stam van het werkwoord 
2. Kijk welk persoonlijk voornaamwoord in de zin staat.
3. Kijk welke regel je moet toepassen. 
- stam op -s, -ss, -ß, -x, of -z = (E)ETTENTEN
- stam op -t of -d = tussen 'e'-regel
- een speciaal werkwoord = tussen 'e'-regel 
- niks bijzonders = FEESTTENTEN-regel. 

Slide 6 - Diapositive

Oefenen met de FEESTTENTEN-REGEL

Slide 7 - Diapositive

feesttenten
eettenten
werkwoorden die een tussen -e krijgen bij du, er/sie/es en ihr
wohnen
heißen
finden
rennen
tanzen
reisen
schreiben
fassen
beißen
streiten

Slide 8 - Question de remorquage

Siehst du das Kind? Es ... seine Eltern. [suchen]

Slide 9 - Question ouverte

Max . . . seiner Freundin Ohrringe.
[schenken]

Slide 10 - Question ouverte

Wie lange . . . du schon im Kaufhaus?
[arbeiten]

Slide 11 - Question ouverte

Warum . . . du diesen Mann so?
[hassen]

Slide 12 - Question ouverte

Das Flugzeug ... um 14:30 Uhr.
[landen]

Slide 13 - Question ouverte

... du deine Zähne zweimal am Tag?
[putzen]

Slide 14 - Question ouverte

Mit wem . . . du denn die ganze Zeit?
[tanzen]

Slide 15 - Question ouverte

Wir ... einkaufen.
[gehen]

Slide 16 - Question ouverte

Er ... jeden Tag eine Stunde.
[boxen]

Slide 17 - Question ouverte

Ihr ... sehr fleißig!
[arbeiten]

Slide 18 - Question ouverte

Het zwakke werkwoord in de verleden tijd

Slide 19 - Diapositive

De verleden tijd
Ook bij atmen, begegnen, regnen, zeichnen en rechnen komt een extra -e. 
Hoofdregel
Uitzondering

Slide 20 - Diapositive

Vul de verleden tijd in.
Meine Brüder (hoffen) … den Hauptpreis zu gewinnen.

Slide 21 - Question ouverte

Vul de verleden tijd in.
Die Frau (lachen) … über jeden Witz.

Slide 22 - Question ouverte

Vul de verleden tijd in:
Opa und Oma (lachen)

Slide 23 - Question ouverte

Vul de verleden tijd in:
Herr Schmidt (machen)

Slide 24 - Question ouverte

Vul de verleden tijd in:
der Arzt (drücken)

Slide 25 - Question ouverte

Vul de verleden tijd in:
er (reden)

Slide 26 - Question ouverte

Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden

Slide 27 - Diapositive

Basisregel voor het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden
Het voltooid deelwoord wordt gevormd door: 

GE + STAM + T

Bijvoorbeeld:
hören - Wir haben es gestern schon gehört. 
spielen - Mein Hund hat mit meiner Katze gespielt. 

Slide 28 - Diapositive

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden waarbij de stam op een -t of een -d eindigt, wordt gevormd door:

GE + STAM + ET

Bijvoorbeeld:
arbeiten - Wir haben gestern den gazen Tag gearbeitet.

Slide 29 - Diapositive

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden op -ieren wordt gevormd door: 

STAM + T

Bijvoorbeeld:
fotografieren - Was hast du fotografiert?

Slide 30 - Diapositive

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden met be- of ver- wordt gevormd door:

STAM + T

Bijvoorbeeld:
besuchen - Wir haben den Zoo besucht.

Slide 31 - Diapositive

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden waarbij de stam op een -t of een -d eindigt, wordt gevormd door:

GE + STAM + ET

Bijvoorbeeld:
arbeiten - Wir haben gestern den gazen Tag gearbeitet.

Slide 32 - Diapositive

Wat valt je op aan deze zinnen?
Wir haben es gestern schon gehört. 
Mein Hund hat mit meiner Katze gespielt. 
Was hast du fotografiert?
Wir haben den Zoo besucht. 

Slide 33 - Diapositive

Stappenplan
Om welk werkwoord gaat het?
1. Plaats dit werkwoord naar het einde van de zin en maak er als volgt een voltooid deelwoord van:
2. Wat is de stam van het werkwoord?
3. Eindigt de stam op –T, -D of het werkwoord op–IEREN? Zo ja, ga naar stap 4 of 5.
     Zo nee, regel: GE + STAM + T
4. Eindigt de stam op: -T of –D, regel: GE + STAM + ET. 
5. Eindigt de stam op –IEREN, regel: STAM+T

6. Voeg het juiste hulpwerkwoord toe.

Slide 34 - Diapositive

Voltooid deelwoord?
Wo habt ihr letztes Jahr____(wohnen)

Slide 35 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Wie lange hast du ______(warten)?

Slide 36 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Wer hat das Essen eigentlich_____?(bezahlen)

Slide 37 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Die Mannschaft hat gestern viel______(trainieren)

Slide 38 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Ich habe nichts davon____(merken)

Slide 39 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Ich habe ein großes Haus ___________. (mieten)

Slide 40 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Ihr habt das Nintendo Spiel ______(kaufen).

Slide 41 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Die Mannschaft hat gestern viel______(trainieren)

Slide 42 - Question ouverte