Wechselpräpositionen: An, Über, Auf, Neben, Hinter, Zwischen im Akkusativ und Dativ

Wechselpräpositionen: An, Über, Auf, Neben, Hinter, Zwischen im Akkusativ und Dativ
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wechselpräpositionen: An, Über, Auf, Neben, Hinter, Zwischen im Akkusativ und Dativ

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je het verschil tussen Wechselpräpositionen in de Akkusativ en Dativ herkennen.

Slide 2 - Diapositive

Introduceer het leerdoel van de les en geef aan wat de studenten aan het einde van de les zullen leren.
Wat weet je al over Wechselpräpositionen?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn Wechselpräpositionen?
Wechselpräpositionen zijn voorzetsels die zowel de Akkusativ als Dativ kunnen gebruiken, afhankelijk van de context.

Slide 4 - Diapositive

Leg kort uit wat Wechselpräpositionen zijn en waarom het belangrijk is om het verschil tussen Akkusativ en Dativ te begrijpen.
An (Akkusativ)
An wordt gebruikt om een beweging naar een specifieke locatie aan te geven, bijvoorbeeld: Ich hänge das Foto an die Wand.

Slide 5 - Diapositive

Geef een voorbeeld van An in de Akkusativ en leg de betekenis uit.
An (Dativ)
An wordt gebruikt om de locatie van een object aan te geven, bijvoorbeeld: Das Bild hängt an der Wand.

Slide 6 - Diapositive

Geef een voorbeeld van An in de Dativ en leg de betekenis uit.
Über (Akkusativ)
Über wordt gebruikt om een beweging over een object aan te geven, bijvoorbeeld: Der Vogel fliegt über das Haus.

Slide 7 - Diapositive

Geef een voorbeeld van Über in de Akkusativ en leg de betekenis uit.
Über (Dativ)
Über wordt gebruikt om de locatie van een object bovenop een ander object aan te geven, bijvoorbeeld: Das Buch liegt über dem Tisch.

Slide 8 - Diapositive

Geef een voorbeeld van Über in de Dativ en leg de betekenis uit.
Auf (Akkusativ)
Auf wordt gebruikt om een beweging naar boven op een oppervlakte aan te geven, bijvoorbeeld: Ich lege das Buch auf den Tisch.

Slide 9 - Diapositive

Geef een voorbeeld van Auf in de Akkusativ en leg de betekenis uit.
Auf (Dativ)
Auf wordt gebruikt om de locatie van een object op een oppervlakte aan te geven, bijvoorbeeld: Das Buch liegt auf dem Tisch.

Slide 10 - Diapositive

Geef een voorbeeld van Auf in de Dativ en leg de betekenis uit.
Oefening
Geef de studenten een korte tekst waarin de Wechselpräpositionen voorkomen en laat hen de juiste vorm (Akkusativ of Dativ) invullen.

Slide 11 - Diapositive

Geef de studenten een oefening om te controleren of ze het verschil tussen de Wechselpräpositionen in de Akkusativ en Dativ begrijpen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 12 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 13 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 14 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.