Talent 3.7 havo - naamwoordelijk gezegde hoe zit dat?

3.7 grammatica zinsdelen
Naamwoordelijk gezegde
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

3.7 grammatica zinsdelen
Naamwoordelijk gezegde

Slide 1 - Diapositive

1.7 grammatica zinsdelen
Leerdoelen:
  1. Het naamwoordelijk gezegde kunnen vinden
  2. Een vaste volgorde bij het ontleden aanhouden

Slide 2 - Diapositive

werkwoordelijk gezegde

Slide 3 - Carte mentale

Zinsdelen
  • werkwoordelijk gezegde: iemand doet iets

  • naamwoordelijk gezegde: iemand is iets





Slide 4 - Diapositive

Zinsdelen
Een zin heeft óf een werkwoordelijk gezegde
óf een naamwoordelijk gezegde

Slide 5 - Diapositive

werkwoordelijk gezegde: doe-werkwoorden
naamwoordelijk gezegde: werkwoorden die een toestand/staat van zijn uitdrukken 

Slide 6 - Diapositive

naamwoordelijk gezegde: Deze hebben een koppelwerkwoord als PV: 
We kennen 9 koppelwerkwoorden

Slide 7 - Diapositive

koppelwerkwoorden
zijn, worden, schijnen
blijven, blijken, lijken,
dunken, heten, vorkomen

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

voorbeeldzin met NW
Het naamwoordelijk gezegde | blijkt | moeilijk.
PV=blijkt
NWG= blijkt moeilijk
OW=Het naamwoordelijk gezegde

Slide 10 - Diapositive

Klaas woont in Hardinxveld-Giessendam
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 11 - Quiz

Joke en Fatma zijn gelukkig.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 12 - Quiz

Het team heeft nog nooit verloren.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 13 - Quiz

Het team is kampioen
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 14 - Quiz

Onze trainer is 35 jaar geworden
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 15 - Quiz

Edo blijft nog even bij Dylan.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 16 - Quiz

Naamwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde
Het onderwerp doet iets 
Het onderwerp is iets.

Slide 17 - Question de remorquage

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Ik was in mijn dromen een piraat.

Slide 18 - Question de remorquage

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Ik was een piraat

Slide 19 - Question de remorquage

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Die hond is een gevaarlijke hond!

Slide 20 - Question de remorquage

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Jesper is naar het circus geweest 

Slide 21 - Question de remorquage

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Wanneer is hij naar Groningen verhuisd?

Slide 22 - Question de remorquage

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Haar broer schijnt met een zaklamp

Slide 23 - Question de remorquage

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Peter is later huisarts geworden

Slide 24 - Question de remorquage

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Mijn zusje is piloot geworden

Slide 25 - Question de remorquage

Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Haar broer schijnt met een zaklamp.

Slide 26 - Question de remorquage

Ik begrijp het naamwoordelijk gezegde.
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Sondage

Maken
opdracht 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10
(dus 2 niet)

Slide 28 - Diapositive