Examentraining brek hfst 3 &4

Examentraining brek hfst 3 &4
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Examentraining brek hfst 3 &4

Slide 1 - Diapositive

Mededeling
Oefenopdrachten ter voorbereiding examen, komen dit weekend online.


Slide 2 - Diapositive

Vandaag
Herhaling stof

Slide 3 - Diapositive

Directe kosten

Indirecte kosten
Grondstofkosten
Arbeidsuren voor één product 
Rentekosten
Afschrijvingskosten
Schoonmaakkosten

Slide 4 - Question de remorquage

Wat is geen voorbeeld van directe kosten?
A
Kosten voor grondstof
B
Verpakkingskosten
C
loonkosten accountmanager die één productsoort verkoopt
D
Rentekosten

Slide 5 - Quiz

Overhead kosten zijn altijd:
A
Directe kosten
B
Indirecte kosten

Slide 6 - Quiz

Welke formule gebruik je voor het uitrekenen van het opslagpercentage
A
directe kosten / indirecte kosten x 100%
B
indirecte kosten / directe kosten x 100%

Slide 7 - Quiz

Bedrijven die maar één product verkopen hebben ook indirecte kosten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van indirecte kosten?
A
Grondstofkosten
B
Transportkosten
C
Loonkosten directeur
D
Afschrijvingskosten gebouw

Slide 9 - Quiz

Indirecte kosten zijn altijd variabel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Primitief opslaan (percentage berekenen)
Vraag 1:
Totale direct grondstof verbruik €90.000
Directe loonkosten is                     €60.000
Totale directe kosten                    €150.000
Totale indirecte kosten                  €18.000
Bereken het gebruikte opslagpercentage ter dekking van de indirecte kosten als je werkt met een percentage van de directe grondstofkosten?

Slide 11 - Diapositive

Vraag 1:
Totale directe grondstof verbruik €90.000
Directe loonkosten is €60.000
Totale directe kosten €150.000
Totale indirecte kosten €18.000
Bereken het gebruikte opslagpercentage ter dekking van de indirecte kosten als je werkt met een percentage van de directe grondstofkosten?
A
12%
B
20%
C
30%
D
833%

Slide 12 - Quiz

Verfijnd opslaan (percentages berekenen)
Vraag 3: gegevens vorige periode
Direct materiaalverbruik:                            €400.000
Directe loonkosten:                                        €600.000
Totale directe kosten:                                € 1.000.000

Indirect materiaalverbruik                           €100.000 
Indirecte loonkosten                                        €60.000
Indirecte kosten niet specifiek                     €40.000 
Totale indirecte kosten                                   €200.000

Bereken de drie opslagpercentages?

Slide 13 - Diapositive

Vraag 8: gegevens vorige periode

Direct materiaalverbruik: €400.000 Indirect materiaalverbruik : €100.000
Directe loonkosten: €600.000 Indirecte loonkosten: €60.000
Totale directe kosten: € 1.000.000 Indirecte kosten niet specifiek: €40.000
Totale indirecte kosten: €200.000

Bereken de drie opslagpercentages?
A
400%, 1.000%, 500%
B
10%, 6%, 4%
C
25%, 10% 20%
D
25%, 10%, 4%

Slide 14 - Quiz

Verfijnd opslaan (percentages berekenen)
Vraag 8: gegevens vorige periode
Direct materiaalverbruik:                              €400.000
Directe loonkosten:                                         €600.000
Totale directe kosten:                                 € 1.000.000

Indirect materiaalverbruik                            €100.000
Indirecte loonkosten                                         €60.000
Indirecte kosten niet specifiek                     €40.000
Totale indirecte kosten                                  €200.000
Bereken de drie opslagpercentages?
Antwoord:
Opslagpercentage op het materiaalverbruik:  €100.000/€400.000 x 100% = 25%
Opslagpercentage op de loonkosten:  €60.000/€600.000 x 100% = 10%
Opslagpercentage op de totale directe kosten:  €40.000/€1.000.000 x 100% = 4%


Slide 15 - Diapositive

Wat is de formule van het bezettingsresultaat?
A
W - N / C -N
B
(W - N) x C/N
C
(W -N) x V/W
D
( C - N) x W/N

Slide 16 - Quiz

Wat zijn constante kosten?
A
Kosten die variëren afhankelijk van de verkoop
B
Kosten die gelijk blijven ongeacht de productie

Slide 17 - Quiz

Wat is een voorbeeld van constante kosten?
A
Grondstofkosten voor productie
B
Huur van een bedrijfspand

Slide 18 - Quiz

Wat zijn variabele kosten?
A
Kosten die alleen afhankelijk zijn van de winst
B
Kosten die veranderen met de productieomvang
C
Kosten die altijd hetzelfde blijven
D
Kosten die niet relevant zijn voor de productie

Slide 19 - Quiz

Wat is dekkingsbijdrage?
A
Verschil tussen verkoopprijs en variabele kosten per eenheid
B
Kosten die niet veranderen met de productieomvang
C
Winst na aftrek van alle kosten
D
Totale kosten van een product

Slide 20 - Quiz

Hoe beïnvloeden variabele kosten de dekkingsbijdrage?
A
Variabele kosten verhogen altijd de dekkingsbijdrage
B
Hogere variabele kosten verlagen de dekkingsbijdrage
C
Lagere variabele kosten verlagen de dekkingsbijdrage
D
Variabele kosten hebben geen invloed op de dekkingsbijdrage

Slide 21 - Quiz