Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
2.4 Elektriciteit en veiligheid
Lesdoelen (5 min)
Les inhoud (15min)
Zelfstandig werken (15 min)
Nabespreking (5 min)
Samenvatting (5 min)
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen H2.4
2.4.1 Je kunt beschrijven welke twee gevaren het gebruik van elektriciteit met zich meebrengt.
2.4.2 Je kunt uitleggen waarom je in vochtige ruimtes extra voorzichtig moet zijn met elektriciteit.
2.4.3 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met enkele isolatie en met dubbele isolatie.
2.4.4 Je kunt zekeringen, aardlekschakelaars en randaarde in afbeeldingen herkennen.
2.4.5 Je kunt de functie van zekeringen, aardlekschakelaars en randaarde beschrijve
Slide 2 - Diapositive
Gevaren:
Als leidingen teveel stroom
verwerken, kunnen ze zo heet worden dat er brandt onstaat.
Als je een geleidend voorwerp
aanraakt krijg je een schok.
Slide 3 - Diapositive
Stroom door je lichaam
- Als de stroom door je lichaam
klein blijft, heb je zelf beheer
over je spieren.
- Als de stroom door je lichaam
te groot is dan kan je je spieren
niet meer ontspannen.
Slide 4 - Diapositive
Lichaamsweerstand en contactweerstand
Hoe groot de stroom is hangt af van twee dingen:
1 - Hoe groot de spanning is
2 - Hoe groot de weerstand in je lichaam is
Totale weerstand is lichaamsweerstand en contactweerstand
I=RV
Droge huid = lage contact weerstand en natte huid =hoge contactweerstand
Slide 5 - Diapositive
Enkele en dubbele isolatie
Draden in huisinstallatie zijn gekozen om 16 A stroom gemakkelijk door te laten.
Daar omheen zit een isolatielaag van pvc.
Dit voorkomt dat je een schok krijgt of dat er een kortsluiting is.
Sommige apparaten hebben dubbele isolatie
Slide 6 - Diapositive
Veiligheids voorziening meterkast
ZEKERING
- Voor elke groep een eigen groepszekering (installatieautomaat: hefboompje dat 'omklapt')
- Als de stroom groter wordt
dan 16 A, schakelt groep-
zekering de stroom uit.
- Dit voorkomt een brand.
Slide 7 - Diapositive
Aardlekschakelaar
- Vergelijkt de stroom in de fasedraad met de stroom in de nuldraad.
- Als ze evengroot zijn is het normaal, en laat de aardlekschakelaar de stroom gewoon door.
- Is het verschil groten dan 30 mA,
schakelt die de stroom uit.
Slide 8 - Diapositive
Randaarde
- Voorkomt dat de lekstroom langs iemands lichaam loopt.
- Daarom loopt er een groen-gele aarddraad van de buitekant
van het apparaat via het snoer naar de rand van het
stopcontact, en van daar verder
naar de aardrail in de meterkast.
Slide 9 - Diapositive
Zelfstandig werken
Wat: lees H2.4 op blz. 42 t/m 44 en maak opgaven 58 t/m 68 van H 2.4 op blz. 70 t/m 71.
Hoe: helemaal stil! muziek mag in!
Hulp: docent
Tijd: ???? minuten lang
Huiswerk: opdrachten 58 t/m 74 van paragraaf H2.4 op blz. 70 t/m 75.
Klaar?: ga bezig met test jezelf van H2 Elektriciteit.
timer
20:00
Slide 10 - Diapositive
Opgaven bespreken
Slide 11 - Diapositive
58 Vul in: Draden waar stroom doorheen loopt, worden goed geïsoleerd. Dat voorkomt dat je een elektrische .......... krijgt als je de draad beetpakt. Ook kan door de isolatie geen ........... ontstaan, want de isolatie voorkomt dat de koperdraden elkaar kunnen .............
Slide 12 - Question ouverte
59 Kortsluiting en overbelasting zijn gevaarlijk. Wat gebeurt er met de stroomsterkte bij kortsluiting en wat gebeurt er bij overbelasting? De stroomsterkte wordt bij: kortsluiting overbelasting
A
hoog hoog
B
hoog laag
C
laag hoog
D
laag laag
Slide 13 - Quiz
60 Vul in: Sommige apparaten hebben een buitenkant van ............, die onder spanning kan komen te staan. Daarom moeten deze apparaten geaard worden. Dat gebeurt met een ......... -draad. De kleur van deze draad is ........... Deze draad loopt door het snoer naar de ............van het stopcontact.
Slide 14 - Question ouverte
61 Niek zegt: ‘De lichaamsweerstand tegen elektrische stroom is heel groot.’ Maritt zegt: ‘De contactweerstand tegen elektrische stroom is heel klein.’ Wie heeft gelijk?
A
Alleen Niek heeft gelijk.
B
Alleen Maritt heeft gelijk.
C
Niek en Maritt hebben allebei gelijk
D
Geen van beiden heeft gelijk.
Slide 15 - Quiz
62 Peter heeft natte handen. Erica heeft droge handen. Wie heeft dan de grootste contactweerstand?
A
Erica
B
Peter
C
Ze hebben beiden een even grote contactweerstand
Slide 16 - Quiz
63 Sommige apparaten zijn dubbel geïsoleerd. Bij een dubbel geïsoleerd apparaat:
A
zijn de elektriciteitsdraden geïsoleerd en is de buitenkant van het apparaat meestal van een kunststof gemaakt.
B
zijn de elektriciteitsdraden door twee lagen plastic geïsoleerd.
C
is de buitenkant van het apparaat verbonden met een speciale aarddraad.
Slide 17 - Quiz
64 Een smeltveiligheid is een ouderwets soort zekering. Wat is de beste beschrijving van de werking van een smeltveiligheid? Een smeltveiligheid smelt door:
A
bij kortsluiting.
B
bij overbelasting.
C
bij een te hoge stroom.
D
als er te veel apparaten aan staan.
Slide 18 - Quiz
65 Vul in: Een aardlekschakelaar vergelijkt de stroom in de ............ met de stroom in de .............. Als het verschil groter is dan ........mA, wordt de stroom ............... .
Slide 19 - Question ouverte
42 In elke huisinstallatie tref je vier soorten draden aan (figuur 21). Noteer de ontbrekende gegevens in tabel 3.
Slide 20 - Question ouverte
Slide 21 - Diapositive
66 In een vochtige ruimte zoals een badkamer mogen geen gewone stopcontacten worden aangebracht. Dat is te gevaarlijk. Leg uit waarom je juist in vochtige ruimtes zo voorzichtig moet zijn met elektriciteit.
Slide 22 - Question ouverte
67 Lees de volgende zinnen. Thea zegt: ‘Een zekering voorkomt brand.’ Liesbeth zegt: ‘Een zekering voorkomt kortsluiting.’ Wie heeft er gelijk? Leg duidelijk uit waarom.
Slide 23 - Question ouverte
68 In figuur 22 zie je een computer met een metalen kast. De computer moet op een geaard stopcontact worden aangesloten. a Teken hoe de punten A, B en C met de punten 1, 2 en 3 moeten worden verbonden (dit kan op twee manieren).
Slide 24 - Question ouverte
Slide 25 - Diapositive
b Er kan een levensgevaarlijke situatie ontstaan als iemand punt C fout doorverbindt. Waarmee wordt punt C dan verbonden? c Wat is daarvan het gevolg?
Slide 26 - Question ouverte
69 Lees het krantenbericht in figuur 23.
a Wat had de eigenaar volgens het OM veranderd in de meterkast?
A
Hij had verschillende zekeringen uitgezet, zodat ze het niet deden.
B
Hij had de compressor kortgesloten, zodat het apparaat het begaf.
C
Hij had de zekeringen zo veranderd, dat ze minder stroom doorlieten.
D
Hij had de zekeringen zo veranderd, dat ze meer stroom doorlieten.
Slide 27 - Quiz
b Volgens het OM moest de
elektriciteitsinstallatie meer vermogen leveren dan de leidingen aankonden.
Hoe noem je dat in één woord?
Slide 28 - Question ouverte
70 In de keuken van Peters flat staan drie elektrische apparaten aan: de wasmachine, de oven en de koelkast. Op het moment dat Peter het koffiezetapparaat aanzet, valt de elektriciteit uit. a Noteer twee mogelijke oorzaken van het uitvallen van de elektriciteit.
Slide 29 - Question ouverte
70 In de keuken van Peters flat staan drie elektrische apparaten aan: de wasmachine, de oven en de koelkast. Op het moment dat Peter het koffiezetapparaat aanzet, valt de elektriciteit uit. b Hoe kan Peter erachter komen wat de oorzaak was? Schrijf dat duidelijk op.
Slide 30 - Question ouverte
70 In de keuken van Peters flat staan drie elektrische apparaten aan: de wasmachine, de oven en de koelkast. Op het moment dat Peter het koffiezetapparaat aanzet, valt de elektriciteit uit. c De radio in Peters huiskamer staat nog wel aan. Hoe kan het dat daar de elektriciteit niet uitgevallen is?
Slide 31 - Question ouverte
70 In de keuken van Peters flat staan drie elektrische apparaten aan: de wasmachine, de oven en de koelkast. Op het moment dat Peter het koffiezetapparaat aanzet, valt de elektriciteit uit. d Peter ziet in de meterkast dat een zekering de stroom heeft uitgeschakeld. Als hij het hefboompje van de zekering omhoog duwt en loslaat, valt het meteen weer terug. Wat had Peter eerst moeten doen?
Slide 32 - Question ouverte
72 Op een groep van de huisinstallatie (230 V) worden de volgende apparaten aangesloten: – een strijkijzer van 1200 watt; – een wasmachine van 2400 watt; De groep wordt beveiligd door een zekering van 16 A. a Bereken de stroomsterkte door het strijkijzer.
Slide 33 - Question ouverte
U = 230 V
P = 1200 W
I = P
= 1200
≈ 5,2 A
U 230
Slide 34 - Diapositive
Samenvatting
Als de weerstand van stroom door je lichaan kleiner wordt, dan wordt de stroomsterkte juist groter (bv. natte handen).
Zekering - Schakelaar slaat om als de stroom door een groep meer van 16 A is.
Aardlekschakelaar - Schakelaar slaat om als het verschil van de stroom tussen de fasedraad en nuldraad meer dan 30mA is. De randaarde neemt de lekstroom weg.