herh vouloir/pouvoir

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Ik ken de werkwoorden vouloir en pouvoir

heel goed

goed

beetje

uhm...welke werkwoorden???

vouloir en pouvoir:
dit weet ik nog van
de betekenis...

Pouvoir (= kunnen, mogen)

Présent (tegenwoordige tijd) 

Je peux

Tu peux

Il/elle/on peut

Nous pouvons

Vous pouvez

Ils/elles peuvent

voltooid deelwoord

pu
dus in de passé composé: j'ai pu - ik heb gekund

Vouloir (= willen)

Présent (tegenwoordige tijd) 

Je veux

Tu veux

Il/elle/on veut

Nous voulons

Vous voulez

Ils/elles veulent

voltooid deelwoord

voulu
dus in de passé composé: j'ai voulu - ik heb gewild (ik wilde)

Je veux

Tu veux

Il veut

Elle veut

Nous voulons

Vous voulez

Ils/elles veulent

Ik wil

Jij wilt

Hij wil

Zij wil

Wij willen

Jullie willen

Zij willen

Ik wil

Jij wilt

Hij wil

Zij wil

Wij willen

Jullie willen

Zij willen

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Elle (pouvoir)

1. peux
2. veux
3. peut
4. veut

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Vous (vouloir)

1. pouvons
2. pouvez
3. voulons
4. voulez

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Ils (pouvoir)

1. peut
2. peuvent
3. veut
4. veulent

Wat is de passé composé van VOULOIR?

1. nous avons vu
2. nous avons voulu
3. elle a voulu
4. b en c zijn beide goed

Wat is de passé composé van POUVOIR?

1. tu as pu
2. tu as peux
3. nous avons peux
4. alle antwoorden zijn goed

Als je wilt vragen of iets mag gebruik je het werkwoord