Reading and writing sentences (Word order)

Word Order: writing sentences
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Word Order: writing sentences

Slide 1 - Diapositive

Woordvolgorde Engels

Slide 2 - Diapositive

Maak de correcte woordvolgorder
1
2
3
4
5
wie
doet
wat
waar
wanneer

Slide 3 - Question de remorquage

Woordvolgorde

Je zet altijd de _________ voor de tijd ____________
Plaats
Tijd

Slide 4 - Question de remorquage

Zet onderstaande onderdelen in de juiste volgrode:
Persoon
Werkwoord
Plaats
Tijd

Slide 5 - Question de remorquage

tijd (wanneer?)
plaats (waar?)

Slide 6 - Question de remorquage

Woordvolgorde
walk
My mum and dad
every afternoon
in the park

Slide 7 - Question de remorquage

have dinner
We
at 5 o'clock
in the livingroom

Slide 8 - Question de remorquage

wie?
bijwoord
doet?
wat?
waar?
wanneer?
Woordvolgorde met een bijwoord van frequentie
George
outside
tennis
played
never
last summer

Slide 9 - Question de remorquage

wie?
doet?
wat?
waar?
wanneer?
Woordvolgorde met een bijwoord van frequentie
George
outside
tennis
played
last summer

Slide 10 - Question de remorquage

Word Order

What is the correct word order?
A
You there went last Monday.
B
You there last Monday went.
C
You went last Monday there.
D
You went there last Monday.

Slide 11 - Quiz

Word Order

What is the correct word order?
A
Danny went to school yesterday.
B
Went Danny to school yesterday.
C
To school went Danny yesterday.
D
Danny to school went yesterday.

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Lien