Les 4 Grammatica - meewerkend voorwerp

GRAMMATICA
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

GRAMMATICA

Slide 1 - Diapositive

LESPROGRAMMA
  • Uitleg Meewerkend voorwerp

Slide 2 - Diapositive

Herhaling

  • Persoonsvorm = belangrijkste werkwoord (vraagproef, getalsproef, tijdsproef)
  • Zinsdelen: verplaatsingsproef (welk woord of welke woordgroep kan voor de pv.
  • Werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden uit de zin.
  • Onderwerp = wie/wat + gezegde?
  • Lijdend voorwerp = wat/wie + gezegde + onderwerp?

Slide 3 - Diapositive

Meewerkend voorwerp
  • In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp staan. 

  • Het meewerkend voorwerp geeft aan voor / aan wie iets bestemd is. 
    Aan (voor) wie/wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp

  • Check daarna of je aan (voor) kunt weglaten of toevoegen (soms moet je hiervoor de woordvolgorde aanpassen)




Slide 4 - Diapositive

Zo vind je het meewerkend voorwerp

1. Zoek eerst de persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp.

2. Stel de vraag: Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Slide 5 - Diapositive

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten
A
Geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 6 - Quiz

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?

mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 7 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Mag ik u een kopje koffie aanbieden?

Slide 8 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.

Slide 9 - Question ouverte

Het meewerkend voorwerp is:
De ober heeft eindelijk een glas cola voor Meindert ingeschonken.

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp?

Hij geeft zijn zus een knuffel.

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin:
De politieagent gaf de foutparkeerder een flinke boete.

Slide 12 - Question ouverte

Mijn moeder heeft mijn oma een nieuwe jas gegeven.
mijn oma =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 13 - Quiz