Concentratie, voorschrift of voorraad

Concentratie, voorschrift of voorraad
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 5 min

Éléments de cette leçon

Concentratie, voorschrift of voorraad

Slide 1 - Diapositive

Hoe zat het ook alweer?
Je hebt in voorraad een flacon van 15ml. 

Je hebt in voorraad tabletten van 500 mg

Je hebt in voorraad een flacon van 30 mg/ml. 

Slide 2 - Diapositive

Je hebt in een ampul van 2 ml amoxicilline.
A
Voorschrift
B
Concentratie
C
Voorraad

Slide 3 - Quiz

Je hebt een ampul met 100 IE/ml insuline.
A
Voorschrift
B
Concentratie
C
Voorraad

Slide 4 - Quiz

In het dossier staat dat de zorgvrager 10.000 IE medicijn moet krijgen
A
Voorschrift
B
Concentratie
C
Voorraad

Slide 5 - Quiz

Je collega heeft een flacon met 20 ml Pethidine.
A
Voorschrift
B
Concentratie
C
Voorraad

Slide 6 - Quiz

Op het ampul staat 10 mg/ml Pethidine.
A
Voorschrift
B
Concentratie
C
Voorraad

Slide 7 - Quiz

De zorgvrager krijgt 3 x per dag 40 mg Gentamicine.
A
Voorschrift
B
Concentratie
C
Voorraad

Slide 8 - Quiz

Je hebt nog 10 Furosemide tabletten op je karretje liggen.
A
Voorschrift
B
Concentratie
C
Voorraad

Slide 9 - Quiz

Je hebt een voorraad tabletten met 20 mg Furosemide op je karretje liggen.
A
Voorschrift
B
Concentratie
C
Voorraad

Slide 10 - Quiz

Meneer Dreutel moet 40 IE medicijn per keer krijgen.
A
Voorschrift
B
Concentratie
C
Voorraad

Slide 11 - Quiz

Op de flacon Furosemide van jouw zorgvrager 15 ml staat 10 mg/ml
A
Voorschrift
B
Concentratie
C
Voorraad

Slide 12 - Quiz

Ik weet nu het verschil tussen voorschrift, voorraad een concentratie?
A
Ja
B
Nee
C
beetje
D
weet niet

Slide 13 - Quiz

Hoeveel tabletten geef ik?
Welke informatie heb je nodig?
 


1. Wat is de concentratie van het medicijn (C= aanwezig mg of IE)
2. Wat heeft de zorgvrager nodig in mg of IE (V = voorschrift)

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

1. Meneer moet 75 mg. medicijn krijgen.
Je hebt in voorraad tabletten van 100 mg., hoeveel tabletten geef je?

Slide 16 - Question ouverte

Meneer moet 75 mg. medicijn krijgen.
Je hebt in voorraad een ampul van 5 ml. In de ampul zit 30mg/ml medicijn.
Meneer heeft 50 mg. nodig, hoeveel ml. geef je?

Slide 17 - Question ouverte

In een ampul medicijn van 5 ml. zitten 50.000 IE. Mevrouw krijgt 15.000 IE voorgeschreven, hoeveel ml. dien je toe?

Slide 18 - Question ouverte

Druppels

Slide 19 - Diapositive