Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.
De persoon is de eigenaar of maker van het voorwerp:
mijn fiets
haar tekening
hun huis
jouw broer
zijn auto
ENKELVOUD
ik - mijn - mein
jij - jouw - dein
zij - haar - ihr
hij - zijn - sein
het - zijn - sein
MEERVOUD:
wij - ons/onze - unser
jullie - jullie - euer
zij - hun - ihr
u - uw - Ihr
1e naamval: onderwerp
4e naamval: lijdend voorwerp
m v o mv
1e ein eine ein keine
4e einen eine ein keine
1. Staat er een voorzetsel in de zin?
(4e naamval: gegen, für, ohne, um, bis, durch, usw)
2. Geen voorzetsel? Dan ontleden.