Nederlands H3.5 woorden

Nederlands H3.5 woorden
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Nederlands H3.5 woorden

Slide 1 - Diapositive

Wat betekent 'vooralsnog'?
A
Vaststellen dat het zo is
B
Voor dit moment, voorlopig
C
Voordeel of nut van iets hebben

Slide 2 - Quiz

Wat betekent het woord 'uitpuilen'?
A
Erger worden, verslechteren
B
Rusten om op adem te komen
C
Helemaal opmaken
D
te vol zijn met spullen, bol naar buiten staan

Slide 3 - Quiz

Wat betekent 'aanstekelijk'?
A
Als je vanzelf zin krijgt om mee te doen
B
Veel indruk op iemand maken
C
Dat voelt prettig aan
D
prikken met een scherp voorwerp

Slide 4 - Quiz

Wat betekent 'illusie'?
A
Gedachte die te mooi is om waar te zijn
B
Niet toegestaan volgens de wet
C
Iets kunnen verdragen, sterk zijn
D
Veel indruk op iemand maken

Slide 5 - Quiz

Een ander woord voor educatie is onderwijs
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Wat betekent het woord 'gemiddeld'?
A
Samen gesteld uit verschillende soorten
B
één van iets waarvan er meer zijn
C
Wat het meeste voorkomt, wat gewoon is

Slide 7 - Quiz

Welk woord hoort hierbij:
'vrolijkheid, gelach'
A
Gewild
B
Illusie
C
Aanstekelijk
D
Hilariteit

Slide 8 - Quiz

'Het is niet meer van deze tijd' dit hoort bij?
A
Educatie
B
Spenderen
C
Ouderwets
D
Hilariteit

Slide 9 - Quiz

Als wij vaststellen dat het zo is, dan doe je iets ...
A
Ouderwets
B
Constateren
C
Uitpuilen

Slide 10 - Quiz

Wat doe je als je spendeert?
A
Uitgeven
B
Besteden
C
Vaststellen dat het zo is
D
Bewaren

Slide 11 - Quiz

De persoon die je officieel bent noem je?
A
De competitie
B
De identiteit
C
Het exemplaar
D
Gemiddeld

Slide 12 - Quiz

Je laat iets 'uit de hand lopen' betekent:
A
Erger worden, verslechteren
B
uitgeven
C
Veel indruk op iemand maken
D
Aandacht vragen

Slide 13 - Quiz

Wat betekent 'het exemplaar'?
A
één van iets waarvan er meer zijn
B
Wat het meest voorkomt, wat gewoon is
C
Te vol zijn met spullen
D
Op één punt dicht op elkaar

Slide 14 - Quiz

Wat is 'ontzag inboezemen'?
A
Bang zijn voor iemand
B
Voordeel of nut van iets hebben
C
Vaststellen dat het zo is
D
Veel indruk op iemand maken

Slide 15 - Quiz

Wat hoort bij de zin:
'Iets kunnen verdragen, sterk zijn'
A
Ontzag inboezemen
B
Gewild
C
Tegen een stootje kunnen
D
Constateren

Slide 16 - Quiz

De betekenis van het woord 'overzichtelijk'
A
Met aandacht op één ding gericht
B
Duidelijk, zodat je snel kunt zien wat er is
C
Vaststellen dat het zo is
D
Waar veel belangstelling voor is

Slide 17 - Quiz

Wat hoort bij het woord 'geconcentreerd'?
A
Twee dingen tegelijk kunnen doen
B
Op één punt dicht op elkaar
C
Met aandacht op één ding gericht
D
Samen aan iets werken

Slide 18 - Quiz

Als iets erg gewild is, bedoelen ze:
A
Dat er veel belangstelling voor is
B
Als je vanzelf zin krijgt om mee te doen
C
Dat je snel kunt zien wat er is
D
Te vol zijn met spullen

Slide 19 - Quiz

Wat betekent 'op de automatische piloot'?
A
Uit routine
B
Iets doen zonder erbij na te denken
C
Veel indruk op iemand maken
D
Met aandacht op één ding gericht

Slide 20 - Quiz

Ergens profijt van hebben betekent:
A
Voor dit moment
B
Verslechteren
C
Populair
D
Voordeel of nut van iets hebben

Slide 21 - Quiz

'Laat staan...' kan je omschrijven als...
A
Voor dit moment ...
B
Wat gewoon is
C
En dan heb ik het nog niet eens over ...
D
Wat het meest voorkomt

Slide 22 - Quiz

De competitie betekent:
A
Strijd om beter te zijn, rivaliteit
B
Voordeel of nut van iets hebben
C
Voorlopig
D
Serie sportwedstrijden met één winnaar

Slide 23 - Quiz

Einde 

Slide 24 - Diapositive