29-01-2025

29-01-2025
3.6 afmaken 
Start met 3.7
Boekbesprekingen: Hanar, Ana & Shero
Woordenschat van 3.7 
Belangrijke woorden EHBO
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 150 min

Éléments de cette leçon

29-01-2025
3.6 afmaken 
Start met 3.7
Boekbesprekingen: Hanar, Ana & Shero
Woordenschat van 3.7 
Belangrijke woorden EHBO

Slide 1 - Diapositive

Opdracht 110 + 111

Gebruik de praatplaat om de vragen te beantwoorden (110)
Maak zelf vragen en zinnen met de blauwe woorden (111)
bijv.: Ik heb thuis een kelder. En jij?
Ik ook/Ik niet.
Ik gebruik geen kunststof meer. En jij?
Ik ook niet/Ik wel.  

Slide 2 - Diapositive

3.7 Aan het klussen
Wat kun je in deze winkel doen?
 

Is 'Doe-het-zelfwinkel' een goede naam voor zo'n winkel, denk je? 

Slide 3 - Diapositive

Wat zijn deze mensen aan het doen?
Doet iemand anders in jouw gezin dat wel eens?
Ben je een doe-het-zelver?
Aan wie vraag je hulp als je een klus hebt? 

Slide 4 - Diapositive

Wat weet je
over klussen?

Slide 5 - Carte mentale

114. luisteren
(blz. 128)
Wat voor winkel is dit? 
Wat zoekt de klant? 
Wat legt de medewerker uit? 
a) hoe een verfroller werkt
b) hoe je een deur schoonmaakt
c) hoe je met een schuurmachine werkt
d) hoe je moet verven

Slide 6 - Diapositive

115. Nog een keer..
1. Welke woorden hoor je? Nummers______________________________________
2. Hoe schuur en verf je een deur? Zet in je goede volgorde. 
_______ De deur schoonmaken. 
_______ De deur schuren. 
_______ De deur verven.
_______ De machine aandoen.
_______ De stekker in het stopcontact doen. 
_______ Het schuurpapier vastmaken. 

Slide 7 - Diapositive

Boekbesprekingen

Slide 8 - Diapositive

Nieuwe woorden!!!
3.7 Woorden begrijpen en kunnen gebruiken. 

Slide 9 - Diapositive

Belangrijke woorden EHBO

Pak je telefoon.. 

Slide 10 - Diapositive

Wat betekent: EHBO?
A
Eerste Huis Bij Overgang
B
En Hulp Bij Ouderen
C
Eerste Hulp Bij Ongelukken
D
Eerste Hulp Bij Ouderen

Slide 11 - Quiz

Wat doe je bij
borst compressies?
A
De borst indrukken
B
De borst scheren
C
De borst aaien
D
De AED opplakken

Slide 12 - Quiz

Vitale functies; belangrijk om je in leven te houden:
A
Longen, benen, hersenen
B
Buik, hart, hersenen
C
Hart, hersenen, ogen
D
Longen, hart, hersenen

Slide 13 - Quiz

slachtoffer (s.o.) benaderen:
A
naar het s.o. toegaan
B
weglopen bij het s.o.
C
iets slechts zeggen over het s.o.
D
praten tegen het s.o.

Slide 14 - Quiz

Hoofd kantelen, kinlift:
A
kin omhoog slaan
B
hoofd naar de zijkant draaien
C
kin omhoog duwen
D
hoofd optillen

Slide 15 - Quiz

S.o. op de vlakke rug leggen:
A
Een kussen onder je hoofd.
B
Op de platte rug leggen.
C
Op bed leggen.
D
Op de zijkant leggen.

Slide 16 - Quiz

Waar is de hiel van je hand? 

Slide 17 - Diapositive

Andere woorden:
defibrileren: trillen van je hart, ook wel 'fladderen'. 
pacemaker: klein apparaat die een elektrische schok geeft als je hart niet goed pompt. 
pompen: ergens beweging in krijgen, je hart pompt het bloed door je lichaam. 
effectief: dat het helpt en goed is, effectief hoesten, effectieve ademhaling.
flauwvallen/buiten bewustzijn: plotseling neervallen, soort van slapen, je weet hier niks meer van na die tijd. 

Slide 18 - Diapositive

Komende woorden: 
Inwendig: in je lichaam / uitwendig: aan de buitenkant van je lichaam.
(Rautek) greep: iets of iemand vasthouden. 
Oververhitting: het te warm hebben, heel heet. 
Circulerend: rondgaan, bloed gaat rond in je lichaam, het circuleert. 
Kneuzing: een erg zere plek, vaak blauw, niet gebroken!
Verstuiking: als je enkel dubbelklapt of je pols. 

Slide 19 - Diapositive

Zelfstandig werken 
Maak opdrachten: 116, 117, 118 en 119. 
Niet af? Dan is het huiswerk!

Slide 20 - Diapositive