Passé composé herhaling

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Bienvenue H2C

Madame Coskun

Introductie: (5 - 10 min)

• terugblik op vorige les
• brieven die nog niet ingeleverd zijn ophalen
• zijn er vragen over de D-toets?

Ik gebruik deze les lessonup, omdat ik zo aan de hand van de gegeven antwoorden kan zien of de leerlingen het begrijpen: zichtbaarheid van leren.

Juiste niveau van de leerstof: de methode bied de stof aan in klas 2. Vinden de leerlingen het moeilijk, makkelijk of te doen, of uitdagend?

Les buts du cours

• aan het einde van de les kan ik de werkwoorden partir en sortir vervoegen.
• aan het einde van de les kan ik de passé composé maken met het hulpwerkwoord être 
• aan het einde van de les kan ik in het Frans vertellen over het weer

Lesdoelen bespreken en aan de slag (2 min)

Répeter la théorie

1. passé composé 
2. verbes  partir et sortir
3. la méteo 

- aangeven wat de volgorde is van de       herhaling

- iedereen doet mee! (15 min)

Om een passé composé te maken heb je nodig:

1. een vorm van het werkwoord gaan + een heel werkwoord
2. een hulpwerkwoord + een voltooid deelwoord
3. een vorm van het werwkoord gaan + een voltooid deelwoord
4. een hulpwerkwoord + een heel werkwoord

Met welke 2 hulpwerkwoorden kunnen we de passé composé maken in het Frans?

Samenvatting

1. kijk of  je het hulpwerkwoord être of avoir moet gebruiken
2. maak zelf het voltooid deelwoord als je werkwoord op -er of -ir of -re eindigt.
3. als je bij stap 1 voor être hebt gekozen, kijk je of het onderwerp van de zin vrouwelijk enkelvoud of meervoud is, of mannelijk meervoud en voeg je eventueel een extra -e of -s of -es toe aan je voltooid deelwoord.
4. er zijn ook een aantal onregelmatige voltooid deelwoorden.

herhaal kort de stappen die de leerlingen moeten doorlopen

Wat was maison d'être ook al weer?

Je ....... (arriver) en France

1. ai arrivé
2. suis arrivé
3. as arrivé
4. es arrivé

Katie ..... .... (aller) à la bibliothèque pour étudier pour l'examen

1. sont allé
2. est allé
3. est allée
4. ont allée

Ousmane et Dennis .... ..... (partir) au concert de Stromae

1. sont parties
2. sont parti
3. ont parti
4. sont partis

Vaak gebruik je het hulpwerkwoord avoir om de passé composé te maken.

j'ai

tu as

il, elle a

nous avons

vous avez

ils, elles ont

Heel kort de passé composé met het hulpwerkwoord avoir

je/j' .... ...... (choisir) Marianne

1. ai choisi
2. suis choisi
3. ai choisie
4. as choisi

Wat betekent het werkwoord partir?

Wat betekent het werkworod sortir

Rijtjes partir et sortir

Présent                                                       

je pars

tu pars

il/elle part

nous partons

vous partez

ils/elles partent

het rijtje van partir en sortir doornemen en aangeven dat dit gestampt moet worden.

sortir

Présent

je sors

tu sors

il/elle sort

nous sortons

vous sortez

ils/elles sortent

vertaal:
ze vertrekken morgen (demain)

Cette soirée nous ..... (sortir) en ville

1. sors
2. sort
3. sortons
4. sortez

Vertaal naar het Frans: wat voor weer is het?

De leerlingen de zin stuk voor stuk laten vertalen als het niet lukt

Komt uit de apprendre

Quel temps fait-il aujourd'hui
-

Ik ben klaar voor de toets!

oui

non

Stel je vragen over de toetsstof nu het nog kan!

2 keuzes:

1. aan de slag met werkblad om te oefenen voor grammatica

2. zelfstandig leren 

Ik loop ondertussen langs om te kijken of het lukt!

- controleren of de leerlingen vragen hebben nadat we alles hebben herhaalt

zo ja - beantwoorden

zo niet: aan de slag met het werkblad of zelfstandig leren. De keuze leggen bij de leerlingen! Autonomie stimuleren!

tijdens het langslopen vragen hoe het gaat met het leren of ze al zijn begonnen --> relatie

Tijdens het langslopen ook kijken naar aandacht voor motivatie en nieuwsgierigheid. 

5 min voor eindtijd les afronden de leerlingen succes wensen met het leren!