H2 le premier cours

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

cours 1

Bienvenue!!!!!!!

Bienvenue!!!

Je m'appelle madame Boutayeb

Pendant mes vacances j'ai été au Maroc

J'habite à Culemborg

J'ai une fille elle s'appelle Hajar 18 j

 et deux fils Ayoub 22 j en Younes 12 j

Et toi?????

Comment tu t'appelles?

Tu as été où pendant les vacances?

--> Je m'appelle .......................

--> J'ai passé mes vacances à/au/aux .....................

Mes règles en général

* Jee bent op tijd in de klas

*boeken  + schrift op tafel bij aanvang les

*Respect voor het lokaal, mij en je medeleerlingen

* kritiek hebben mag, maar vanuit inhoud en niet op de man

* na één of twee lessen afwezigheid, zorg je dat je de gemiste stof overneemt van een medeleerling

aujourd'hui c'est le (la date)

....................................

Comment ça va ?

ça va super!

Je suis en pleine forme!

je suis amoureux(se)

je suis fatigué(e)

je suis crevé(e)

je suis KO 

ça ne va pas du tout!

"ça va comme-ci comme ça

Parle-moi de tes vacances!!

Je suis allé(e) en/ au/aux/à ......................................

J'ai voyagé avec ..........................................................

J'ai voyagé en.......................   (avion/bus/voiture/....)

J'ai visité.......................

J'ai fait ............

C'était .............(agréable/formidable/super/bien/amusant)

Qu'est-ce que c'est "La Rentrée (scolaire) " en néerlandais?

Qu'est-ce que la fille veut? "Rester dans ma chambre" en néerlandais?

aan het einde van de les

• ik heb de uitgangen van de regelmatige ww herhaald
• ik heb onregelmatige ww herhaald.

On révise!

Neem je schrift en pen en schrijf mee.

1. Wat is het verschil tussen een regelmatig en een onregelmatig ww? 
2. Hoe vervoeg ik een ww op -er?
   
3. Wat zijn de 6 uitgangen van de ww op -ER?
4.  Wat betekent être en wat is het rijtje?
   
5. Wat betekent avoir en wat is het rijtje?
   
6. wij herhalen aller en faire

Even oefenen.

Jij hebt=

wij hebben=

ik ben=

hij is=

wij zijn=

Jullie hebben=

ik ben=

wij zijn=

hij is=

jullie zijn=

faire = doen/maken

je fais (du foot)

tu fais

il/elle/on fait

nous faisons

vous faites

ils/elles font

aller = gaan

je vais (au collège)

tu vas

il/elle/on va

nous allons

vous allez

ils elles vont

être = zijn

je suis (en pleine forme)

tu es

il/elle/on est

nous sommes

vous êtes

Ils/elles sont

avoir = hebben

j'ai  (quatorze ans)

tu as

il/elle/on a

nous avons

vous avez

ils/elles ont

A

Je stelt jezelf voor: 

je m'appelle.................

je suis..................................

j'habite à..............................

J'ai.............frères et soeurs

Je suis en troisième

Je fais de la guitare

J'aime (faire du shopping)

je déteste (faire du foot)

Salut, à plus!

B

Stel iemand anders voor: 

il/elle s'appelle...........

Les devoirs pour lundi

Révise avoir +être+faire+aller

p 172