Gentiaan 3TL 28-9

Programm
Rückblick
Lernziele
Haben und Sein


1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Programm
Rückblick
Lernziele
Haben und Sein


Slide 1 - Diapositive

Was wisst ihr schon zu diesem Thema?

Slide 2 - Diapositive

Rückblick
Was haben wir letztes Mal gemacht oder gelernt?


Slide 3 - Diapositive

Lernziele
  • Ik begrijp iemand die zich in het Duits voorstelt
  • Ik kan informatie halen uit gesproken tekst
  • Ik weet wanneer ik hoofdletters moet gebruiken

Slide 4 - Diapositive

Gespräch-> HABEN und SEIN
Hallo
Wie heißt du?
.... du jetzt in der Schule?
Wir ... eine Frage für dich.

Was... ihr für morgen auf?
... die andere Schüler schon fertig?

... du auch diesen Lehrer mit den langen Haaren?
Hallo
.... Naam
Nein, noch nicht. Wir..... zuhause 
Okay, .... ihr um eins noch da?

Wir ... nur Aufgabe 2 und 3 auf
Ja, ....   .... alles schon gemacht

Ja, Herr van der Burg, er ... lange Haare!
timer
5:00

Slide 5 - Diapositive

Gespräch-> HABEN und SEIN
Hallo
Wie heißt du?
Bist du jetzt in der Schule?
Wir haben eine Frage für dich.

Was haben ihr für morgen auf?

Sind die Schüler schon fertig?

Hast du auch diesen Lehrer mit den langen Haaren?
Hallo
Ich bin Naam
Nein, noch nicht. Wir sind zuhause 
Okay, seid ihr um eins noch da?

Wir haben nur Aufgabe 2 und 3 auf
Ja, sie   haben  alles gemacht

Ja, Herr van der Burg, er hat lange Haare!

Slide 6 - Diapositive

Schritt 17 ab Seite 47
Hören 6
Lesen 7

Slide 7 - Diapositive

Sehen
Wat is er allemaal belangrijk bij het kijken naar een filmpje in het Duits?

  • eerst de vragen bekijken
  • jezelf afvragen wat je al weet
  • zelf een beeld vormen van wat je denkt te gaan zien
  • kijken naar het beeld en bedenken of je beeld klopt
  • luisteren naar de woorden die je kent
  • de vragen beantwoorden

Slide 8 - Diapositive

Sehen 
Wir sehen uns gerade ein Filmchen an mit dem Thema Essen und Kalorien. Zum Film gehören  7 Fragen.
  1. Welke producten zijn typisch Duits
  2. Wat wordt door de mensen het meest genoemd als meest calorierijk?
  3. Waarom staan er zes glazen naast de Bubbletea?
  4. Wat zijn Kirschen und Sahne in het Nederlands?
  5. Welke twee ingedrienten hebben het meest aantal calorieën?
  6. Wat zit er nog meer in de reep behalve choco en pinda?
  7. Waarom lijkt de Konfekt op ijs?



Slide 9 - Diapositive

7

Slide 10 - Vidéo

Nächste Stunde
  • Voorbereiden op toets
  • D-Prüfung

Slide 11 - Diapositive

00:31
Welke van de vijf producten zijn, denk jij (het wordt niet gezegd in het filmpje), van oorsprong Duits?

Slide 12 - Question ouverte

00:49
Inde laatste 20 sec raden vier voorbijgangers waar de meeste calorieën in zitten. Wat wordt door deze mensen genoemd?

Slide 13 - Question ouverte

01:52
Waarom staan er aan het eind zes glazen frisdrank naast de Bubbletea?

Slide 14 - Question ouverte

02:49
Wat zijn de Nederlandse woorden voor Sahne en Kirschen (twee ingrediënten)?
A
Kaakjes en Salami
B
Kersen en Slagroom
C
Kersen en Roomijs
D
Roomijs met Slagroom

Slide 15 - Quiz

03:43
Welke twee ingrediënten (van de negen die worden genoemd) hebben de meeste calorieën?

Slide 16 - Question ouverte

04:38
Wat zit er nog meer in, behalve chocola en pinda's (Erdnuss)?

Slide 17 - Question ouverte

05:29
Wat zit er in wat lijkt op ijs en waardoor je een koele smaak krijgt op je tong?

Slide 18 - Question ouverte

Programm
Rückblick
Lernziele
Zugspitze 
  • Hören
  • Schritt 4 checken
Sehen 
  • Lessonup

 


Slide 19 - Diapositive

Rückblick
Was haben wir letztes Mal gemacht oder gelernt?


Slide 20 - Diapositive

Sprechen
Rolle A
.... heißt du?
.... wohnst du?
.... alt bist du?
.... sind deine Hobbys?
.... sitzt neben dir?
Rolle B
ik ben...
Ik woon in...
Ik ben ... jaar oud
Mijn hobby is...
Dat is...
timer
3:00

Slide 21 - Diapositive

Rückblick
  • Ich bin...
  • Ich wohne in...
  • Ich bin...Jahre alt
  • Mein Hobby ist...
Ik ben...
Ik woon in...
Ik ben ... jaar oud
Mijn hobby is...
Jetzt seid ihr dran!

Slide 22 - Diapositive

Lernziele
  • Ik kan een kort gesprekje voeren waarin ik iets bestel (Redemittel)
  • Ik oefen met de regels van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 23 - Diapositive

Sprechen
  • Bekijk Redemittel Aufgabe 5 Seite 14 in het boek
  • Je gaat in tweetallen dit gesprekje oefenen
  • De oudste speelt de linker rol en de jongste de rechter
  • Je oefent het gesprekje 2 keer (je wisselt dus van rol)
  • Ik kies na de gesprekjes tweetallen uit om te oefenen

Slide 24 - Diapositive

Grammatik
Je hebt bij Nederlands iets geleerd over zinsontleding.

Wat weet je hier nog van? (Denk aan de basis, niet te moeilijk)

Slide 25 - Diapositive

onderwerp
persoonsvorm
lijdend voorwerp
Wie/wat +persoonsvorm?
Zin vragend maken of van tijd veranderen?
Wie/wat + persoonvorm + onderwerp?

Slide 26 - Question de remorquage

Bezittelijk voornaamwoord
  • zegt van wie iets of iemand is
  • altijd gekoppeld aan een zelfstandignaamwoord
  • het geslacht van het zelfstandige naamwoord bepaalt de uitgang van het bezittelijk voornaamwoord


  • Weet jij een aantal voorbeelden in het Nederlands?

Slide 27 - Diapositive

Geslacht
            M                      V                      O                    MV
 de/het=       der                    die                    das                die     
 een =            ein                    eine                  ein            keine    
    uitgang=        /                        e                      /                 e

Slide 28 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord
mijn
jouw
zijn
haar
onze
jullie
hun
uw
mein_
dein_
sein_
ihr_
unser_
euer_
ihr_
Ihr_
M
V
O
MV
1.
/
e
/
e
4.
en
e
/
e

Slide 29 - Diapositive

Stap 1: kolom
Stap 2: rij

Slide 30 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord
Bekijk de opdracht op blz. 13

We vullen samen het schema in.
Let op dat je de goede antwoorden opschrijft!!!

Slide 31 - Diapositive

Onderwerp of lijdend voorwerp?
Heb je in de zin het lijdend voorwerp (4e)  gevonden?
Kijk dan altijd naar het geslacht van het woord!

Alleen bij mannelijke woorden krijg je +en

Slide 32 - Diapositive

We gaan een paar vragen maken

Gebruik blz. 13 in je boek om te spieken

Stap 1: onderwerp of lijd. vw?
Stap 2: is het woord mannelijk?
Stap 3: Ja? +en

Log in met de code op het volgende scherm!

Slide 33 - Diapositive

Ist das (vorm van "jullie") .....Vater (m)?
A
ihr
B
euer
C
eure
D
ihre

Slide 34 - Quiz

Das ist..... (vorm van "zijn")
Schwester (v).
A
sein
B
seine
C
seinen
D
ihr

Slide 35 - Quiz

Wir haben....(vorm van "ons") Pferd (o) verkauft.
A
wir
B
unsere
C
euer
D
unser

Slide 36 - Quiz

Aufgabe 4 auf Seite 13


Je werkt hierna zelfstandig verder aan je planning

Slide 37 - Diapositive

Die Kinder essen ...... Nachtisch(m)    hun

on: die Kinder
lv: ......Nachtisch(m)

ihren

Slide 38 - Diapositive