2v2 - vr170125

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Interroger
  • Corriger
  • Grammaire
  • 'Au travail
  • Les devoirs
But: weten welke vormen er zijn van het aanwijzend voornaamwoord en hiermee het verschil tussen 2 objecten kunnen aangeven

Slide 2 - Diapositive

Interroger
  1. le sac - de tas/de zak
  2. les bottes - de laarzen
  3. faire du shopping - winkelen
  4. assez - nogal/genoeg
  5. 99 - quatre-vingt-dix-neuf
  6. 200 - deux cents
  7. 87 - quatre-vingt-sept
  8. 13 - treize

Slide 3 - Diapositive

'Fitcheck'
Vertel:
1. welke kledingstukken je draagt (ik draag een rode trui en een blauwe broek) minstens 3 kledingstukken
2. over minstens één kledingstuk hoe duur het is
3. welk kledingstuk je lievelingsitem is

Slide 4 - Diapositive

Grammaire - aanwijzend voornaamwoord
Comment tu trouves ce jean bleu?
Comment tu trouves cet homme? 
Comment tu trouves cette robe bleu?
Comment tu trouves ces vetements?

  • Vertaling: deze/die/dat/dit 

Slide 5 - Diapositive

Grammaire - aanwijzend voornaamwoord
mannelijk ev.
ce
mannelijk ev. 
stomme h/klinker
cet
vrouwelijk ev. 
cette
meervoud
ces

Slide 6 - Diapositive

Grammaire - aanwijzend voornaamwoord
Vaste uitdrukkingen: 

vanochtend: ce matin
vanmiddag: cet après-midi
vanavond: ce soir

Slide 7 - Diapositive

Un petit exercice: remplis et traduis
1. ces chaussures sont trop petites. 
2. ce pantalon est vieux. 
3. cet hôtel n'est pas grand. 
4. cette fille habite au Portugal. 
5. ce magasin est nouveau. 

Slide 8 - Diapositive

Au travail
Page 110
Ex. 17acd, 18abc, 19
timer
1:00

Slide 9 - Diapositive

Corriger ex. 17a

Slide 10 - Diapositive

Corriger ex. 17c

Slide 11 - Diapositive

Corriger ex. 17d

Slide 12 - Diapositive

Corriger ex. 18a

Slide 13 - Diapositive

Corriger ex. 18b

Slide 14 - Diapositive

Corriger ex. 18c

Slide 15 - Diapositive

Corriger ex. 19
  1. Comment tu trouves ce T-shirt? - Il est bleu
  2. Comment tu trouves cette jupe? - Elle est belle. 
  3. Comment tu trouves ce sac? - Il est grand. 

Slide 16 - Diapositive

Décrire les vêtements
- Ga naar hm.com
- Zoek een afbeelding met persoon die verschillende kledingstukken draagt. 
- Omschrijf dmv aanwijzend voornaamwoord in het Frans minstens 3 kledingstukken
- Let op de vervoeging van het bijvoeglijk naamwoord!
Ce pantalon est rouge. 

Slide 17 - Diapositive

Les devoirs
Mercredi le 22 janvier

Apprendre: blokje B nf/fn + getallen t/m 1000 nf/fn
Faire: Ex. 17acd, 18abc, 19




Slide 18 - Diapositive