2AH - bron D - c.3 ed.6 - 22/1

BONJOUR
tout le monde!!
                      LET OP
  • Ga zitten volgens plattegrond
  • Leg je boek en iPad op tafel
  • iPad is uit en ligt met het scherm naar beneden
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

BONJOUR
tout le monde!!
                      LET OP
  • Ga zitten volgens plattegrond
  • Leg je boek en iPad op tafel
  • iPad is uit en ligt met het scherm naar beneden

Slide 1 - Diapositive

Planning
Aujourd'hui
Lundi 22 janvier

1.  Voca B check
2. Corriger les devoirs - huiswerk nakijken
3. Thema 3 - uitleg
4. Grammaire - grammatica uitleg
5. Travail individuel - zelfstandig werken
6. Arrêt - afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Voca B check

Slide 3 - Diapositive

Corriger Bron B

blz. 102-105


Ex. 10d, 11 + 12a

Slide 4 - Diapositive

Thema 3 - Faire du shopping
TOETSEN
1. SO bron A, B, C en D (1x) -->  maandag 5 februari
2. SO bron E, F, G, H (1x)

OPDRACHTEN
Eindopdracht (2x)

Slide 5 - Diapositive

L'adjectif démonstratif
Het aanwijzend voornaamwoord

Slide 6 - Diapositive

Wat is een aanwijzend voornaamwoord?

Slide 7 - Question ouverte

Au magasin


Sophie: Je cherche un jean et les chaussures.
Jeanne: Tu aimes ce jean?
Sophie: Non je n'aime pas ce jean, il est moche. Ce jean bleu est beau.
Jeanne: Regarde cette jupe, elle est belle!
Sophie: Oui, j'aime cette jupe aussi!
Jeanne: Et les chaussures? Comment tu trouves ces chaussures noires?
Sophie: J'adore ces chaussures. Je les prends.


OPDRACHT: 
1 Vertaal de zinnen in het Nederlands. Onderstreep de aanwijzende voornaamwoorden. 
2. Schrijf de aanwijzende voornaamwoorden in het Frans op en probeer uit te leggen wanneer je welke gebruikt.
timer
5:00

Slide 8 - Diapositive

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in de zin "Dit boek is super!"

Slide 9 - Question ouverte

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in de zin "Deze appels zijn rot."

Slide 10 - Question ouverte

Aanwijzend voornaamwoord
Dit meisje is klein.
Die hond is braaf.
Deze mensen drinken wijn.
Dat park is gesloten.

Slide 11 - Diapositive

Mannelijk enkelvoud
Vrouwelijk enkelvoud
Mannelijk meervoud
Vrouwelijk meervoud
Voor woorden die beginnen met een klinker of een 
stomme 'h'
Tekst

Slide 12 - Diapositive

Sleep het aanwijzend voornaamwoord naar het juiste vakje
Mannelijke woorden
Mannelijke woorden met een klinker of stomme h
Vrouwelijke woorden
Alle woorden in het meervoud
Ces
Cet
Ce
Cette

Slide 13 - Question de remorquage

Sleep de woorden naar het juiste aanwijzende voornaamwoord (2 per vak)
Ce
Cet
Cette
Ces
table (v)
mur (m)
animal (m)
portables
fille (v)
chaussures
homme (m)
bureau (m)

Slide 14 - Question de remorquage

Travail individuel
Wat 
De LessonUp over het aanwijzend voornaamwoord
Hoe
Met je iPad via LessonUp. 
Let op: je werkt in stilte
Hulp
LessonUp/ groene blok blz. 110
Tijd
de rest van de les
Klaar?
Zinnen C blz.108 leren
Huiswerk
afmaken LessonUp
Leer zinnen C

Slide 15 - Diapositive

...pull
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 16 - Quiz

...robe
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 17 - Quiz

...copines
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 18 - Quiz

sleep de woorden naar het juiste aanwijzend vnw 
ce
cet
cette
ces
épinards
table (v)
chaise (v)
homme (m)
stylo (m)
devoirs
journaux

Slide 19 - Question de remorquage

Sleep de woorden naar het juiste aanwijzende voornaamwoord
Ce
Cet
Cette
Ces
Robe (v)
Métier (m)
Enfant (m)
Enfants (mv)
Femme (v)
Personnes (mv)
Hôtel 
(m)
Garçon (m)

Slide 20 - Question de remorquage

Aanwijzend voornaamwoord + vocabulaire
Ces oeufs
Ces baguettes
Ce fromage
cette viande

Slide 21 - Question de remorquage

Vul in:
____ pantalon
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 22 - Quiz

Le pantalon = de broek
______________ = die/deze broek
A
ce pantalon
B
cette pantalon
C
cet pantalon
D
ces pantalon

Slide 23 - Quiz

Vul in:
____ chaussures
A
le
B
l'
C
les
D
la

Slide 24 - Quiz

les chaussures = de schoenen
________________ = die/deze schoenen
A
cette chaussures
B
ces chaussures
C
cet chaussures
D
ce chaussures

Slide 25 - Quiz

Vul in:
_____ maison
A
la
B
l'
C
les
D
le

Slide 26 - Quiz

la maison = het huis
___________ = dit/dat huis
A
ce maison
B
cette maison
C
cet maison
D
ces maison

Slide 27 - Quiz

Vul in:
______ étudiant
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 28 - Quiz

l'étudiant = de student
______________ = die/deze student
A
ce étudiant
B
cet étudiant
C
cette étudiant
D
ces étudiant

Slide 29 - Quiz

_____ livre [mannelijk]
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 30 - Quiz

________ autographe [mannelijk]
A
cette
B
ce
C
ces
D
cet

Slide 31 - Quiz

______agenda [mannelijk]
A
cette
B
ces
C
ce
D
cet

Slide 32 - Quiz

________ filles [vrouwelijk]
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 33 - Quiz

_______ billet [mannelijk]
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 34 - Quiz

______ soirée [vrouwelijk]
A
cette
B
cet
C
ce
D
ces

Slide 35 - Quiz

.... garçons
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 36 - Quiz

________ dame (v)
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 37 - Quiz

chanteuses
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 38 - Quiz

______ salade (v)
A
cet
B
ce
C
ces
D
cette

Slide 39 - Quiz

________ magazine (m)
A
cet
B
cette
C
ce
D
ces

Slide 40 - Quiz

1. Tu aimes     ...      légumes?

2.     ...      fille est ma soeur.

3.     ...     homme est vieux.

4. Je prends     ...      dessert.

Aanwijzend voornaamwoord
ces
cet
ce
cette

Slide 41 - Question de remorquage

Slide 42 - Diapositive