Les 8 - dinsdag 3 oktober 2023

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 1

Les 8 - periode 1 - dinsdag 3 oktober 2023

¿Qué hacemos hoy?

Leerdoelen voor vandaag:

1. Ik herhaal de ik- en de jij-vorm van het werkwoord tener (=hebben)

2. Ik leer hoe ik regelmatige werkwoorden in het Spaans moet vervoegen

3. Ik bereid me verder voor op de presentatie van volgende week

Het werkwoord 'tener' (=hebben)

Het werkwoord 'tener' gebruik je bij:

1) bezit van iets

 --> Tengo dos hermanos

2) het vertellen/vragen naar leeftijd

--> ¿Cuántos años tienes?

Extra oefenen met 'ser' (=zijn) & 'tener' (=hebben)

1. (Yo) ________ (ser) estudiante.

2. Barcelona _________ (ser) la capital de Cataluña.

3. Juan y Carlos __________ (ser) los hermanos de Javier.

4. ¿De dónde (= Van waar) __________________ (ser - tú) ?

5. (Nosotros) _____________ (ser) estudiantes inteligentes.

6. Yo ______________ (tener) dieciocho años.

7. ¿(Tú) _______________ (tener) un perro (=hond)?

Oefenen met 'ser' (=zijn) & 'tener' (=hebben)

1. (Yo) soy estudiante.

2. Barcelona es la capital de Cataluña.

3. Juan y Carlos son los hermanos de Javier.

4. ¿De dónde (= Van waar) eres (tú)?                Soy de Francia.

5. (Nosotros) somos estudiantes de español.

6. Yo tengo dieciocho años.

7. ¿(Tú) tienes un perro (=hond)?                  Sí, tengo un perro.

Regelmatige werkwoorden

In het Spaans eindigen werkwoorden altijd op -er, -ir of -ar

Vandaag leren we de werkwoorden op -ar vervoegen

hablar = spreken

Stap 1:

de laatste twee letters haal je weg --> -ar

 habl (dit is de stam)

Stap 2:

achter habl- komen 

zes verschillende uitgangen

Werkwoorden op -ar

habl-ar	spreken
trabaj-ar	werken
estudi-ar	studeren
escuch-ar	luisteren
compr-ar	kopen

Voorbeeldzinnen:

Mi mamá habla francés.

Estudio español.

Trabajamos en el supermercado.

Mi hermano compra una casa.

Escucho música hiphop.

Oefening 1.11 (blz. 25)

Vervoeg & vertaal de zes verschillende vormen van het werkwoord 'trabajar' (=werken)

Stam + 

Voorbereiden presentatie wk 5

1. Zeg gedag/hallo
2. Stel jezelf voor
3. Vertel hoe het met je gaat
4. Vertel hoe oud je bent
5. Vertel hoeveel broers en zussen je hebt 
6. Bedank voor het luisteren en zeg doei

Schrijf je Spaanse  tekst voluit!

HUISWERK

• Zorg dat je toegang krijgt tot het Study Go-account (hier kun je woordjes oefenen voor de toets!). Er staan inmiddels 4 woordenlijsten in.

• Bereid je presentatie voor morgen goed voor! Je vertelt uit je hoofd!