(Week 4) 3M les 3

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Kapitel 4 Lektion 1

Wortschatz Aufgabe 2

Mannschaft

Verein

leer

Zukunft

anfangen

Unternehmen

ziehen weg

Meisterschaft

beginnen

leeg

het team

kampioenschap

onderneming

vereniging

wegtrekken

toekomst

Hoe herken je een sterk werkwoord in het Nederlands

sterke werkwoorden met e

In de 2e en 3e persoon (du & er/sie/es) verandert

de "e" in de stam in "i" of "ie" 

Beispiel:  

ich helfe --> du hilfst/ er hilft 

ich sehe --> du siehst / er sieht 

Wanneer "i" of "ie"?

Wordt de stamklinker uitgesproken als "é" (merken of werken) krijg je een "i"

Wordt de stamklinker uitgesproken als "ee" (meer of weer) krijg je een "ie"

e --> i

ee --> ie

Uitzonderingen

bij geben en nehmen wordt het "ee" een "i"

ich gebe --> du gibst / er gibt

ich nehme --> du nimmst / er nimmt

Let op! Bij nehmen wordt het "h" een "m" 

Herhaling:
Vervoeg het werkwoord.
Ich sehe was, was du nicht (ziet)

1. sehst
2. siehst
3. sihst
4. sist

Sie (leest) ein Buch.

1. lest
2. liest
3. lieset
4. list

(Geef) du mir bitte das Buch?

1. Giebst
2. Geebst
3. Gebst
4. Gibst

Vul de goede vorm in.
Meine Schwester (helfen) ....... mir bei den Hausaufgaben.

1. helft
2. hilft
3. hielft
4. hilfst

Mein Lehrer (sprechen) ..... sehr deutlich.

1. sprecht
2. spriecht
3. spricht
4. sprekt

Wo (treffen) .......... du uns heute Abend?

1. triffst
2. treffst
3. triefst
4. trifft

Johann, (nehmen) .......... du uns mit?

1. nehmst
2. nimmst
3. nemst
4. nimmt

Mein Bruder (essen) ....... gerne Eis.

1. esst
2. ist
3. est
4. isst

Planung

Hausaufgaben L.1 fertig 

MITTWOCH

DONNERSTAG

FREITAG

Lernen L. 2 + Aufgaben 

Lernen L.2 + Grammatik B

Hoe vond je 

deze les?

😒🙁😐🙂😃