Kapitel 3 Feesttenten D1C

• Duits
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 1

Hoe maak je een stam van het hele werkwoord?

Wat is de stam van ''finden''

1. finden
2. find

Hoe maak je een voltooid deelwoord?

Wat is het voltooid deel woord van wohnen?

1. wohn
2. wohnen
3. gewohnt

wat is het voltooid deel woord van ''spielen''

Hoe herken je een voltooid deelwoord in een zin?

1. staat altijd aan het begin van de zin
2. staat altijd aan het eind van de zin

was habt hier heute....... (machen

1. macht
2. machte
3. gemacht

Belangrijk! 

staan er 2 namen in de zin dan --> het hele werkwoord.

zoals in het NEDERLANDS. 

Bijv. Franz und Clara --> besuchen, haben, kommen 

Staat er 1 naam in de zin dan --> vervangen door er/sie/es. Dus krijgt de stam een -t

Franz sucht, kocht, besucht

Leon und Dieter (kommen) auch mit

1. kommt
2. kommen

Clara und Miek (kochen) heute Pommes.

Anna (trinken) Cola in einem Restaurant.

1. trinken
2. trinkt

Leo (schenken) mir einen Handy.

1. schenken
2. schenkt

Quizlet Grammatik

1. Quizlet Live inloggen

2. eigen naam invoeren. 

Kahoot inloggen

1. Eigen naam gebruiken

19.2 Grammatik S.98

Pak je stappenplan voor je.

1. maak de stam van het hele werkwoord.

2. onderstreep het persoonlijk voornaamwoord.

3. gebruik de regel ''FEESTTENTEN''.

Fertig: 19.1 + 19.3 

H6: Grammatik S. 103

1. Maak de stam van het werkwoord.

2. Zoek het persoonlijk voornaamwoord in de zin. (er, sie es, wir, ihr, Sie etc.)

3. Regel FEESTTENTEN toepassen!!!

Quizlet Grammatik

1. Quizlet Live inloggen

2. eigen naam invoeren. 

Zahlen (getallen) 

1. Getallen voluit schrijven in het Duits. 

Bijv. 40 = vierzig 

Hoe schrijf je voluit ''1000''

hoe schrijf je voluit ''50''

1. fünfzig
2. funfzig

Hoe schrijf je ''80'' voluit

Zahlen (getallen)

1. getallen in het Nederlands kunnen schrijven.

Bijv. achtzig = 80 

fünfundvierzig

1. 45
2. 54

zweiundneunzig

1. 92
2. 91
3. 29

Lidwoorden

Je moet het juiste lidwoord voor het zelfstandig naamwoord zetten en vertalen het woord naar het Nederlands. 

bijv. ..... Mann wordt.... der Mann

betekent: de man 

Eltern

1. der Eltern
2. die Eltern
3. Das Eltern

(der, die, das) Frau
(alleen lidwoord invullen)

Bruder

1. der
2. die
3. das

Wat is belangrijk voor de SO?

1. Getallen

2. woordjes beide kanten op leren.

3. regel (fe)esttenten.

4. lidwoorden 

Hören, S.93, Aufgabe 15.2

Nieuwsberichten luisteren. 

- kruis het juiste antwoord aan!