DLW 21-05-11 BIG+ Ziekteleer+ Alternatieve therapieën

Beetje bijgekomen?
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
BSP apothekersassistentenMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 150 min

Éléments de cette leçon

Beetje bijgekomen?

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Programma van deze les
- Vragen van jullie?

- Uitleg wet BIG en tuchtrecht

- Ziekteleer

- Alternatieve therapieën


Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen van vandaag:

- Je kent de wet BIG
- Je kent het tuchtrecht
- Je kent verschillende ziektes en hun afkortingen
- Je kent verschillende alternatieve therapieën.

 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

KD = Kwalificatiedossier
Kerntaak 1 Voert geïndividualiseerde farmaceutische patiëntenzorg uit
W1 - Neemt de zorgvraag aan
W2 - Voert medicatiebewaking uit
W3 - Verzorgt uitgifte van medicijnen
W4 - Geeft instructie over medicatiegebruik
W5 - Verwerkt patiëntgerelateerde informatie en administratie
Kerntaak 2 Verleent niet-receptgestuurde zorg aan de patiënt
W1 - Adviseert over gezondheid en preventie
W2 - Geeft zelfzorgadvies
Kerntaak 3 Biedt productzorg
W1 - Stelt voorgeschreven geneesmiddelen beschikbaar
W2 - Stelt op maat gemaakte geneesmiddelen beschikbaar
W3 - Zorgt voor logistiek en beheer
Kerntaak 4 Werken aan kwaliteit en deskundigheid
W1 - Werkt aan de eigen deskundigheid
W2 - Werkt aan bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg
W3 - Werkt multidisciplinair samen en stemt werkzaamheden af

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wet BIG
Het doel van de Wet BIG is te zorgen dat de kwaliteit van onze gezondheidszorg hoog is en blijft. Ook beschermt de Wet BIG patiënten tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van zorgverleners. Dit doet de Wet BIG onder andere met het BIG-register.

              

     


Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is voor jou kwaliteit?

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Kwaliteit
  • Een product voldoet aan de eisen
  • Je handelt volgens de regels
  • Je doet wat je zegt en zeg wat je doet

                 Geheel aan eigenschappen van een product, dienst of structuur, met als gevolg dat een  product voldoet aan verwachtingen/beloften.

     


Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tuchtrecht
Op grond van de Wet BIG kunnen zorgverleners maatregelen opgelegd krijgen door een tuchtcollege of door de Inspectie voor de gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Afhankelijk van hun inhoud kunnen sommige maatregelen een zorgverlener beperken in de beroepsuitoefening. Ook kan het soms gevolgen hebben voor de inschrijving in het BIG-register.


              

     


Tuchtmaatregelen:
- een waarschuwing;
- een berisping;
- een geldboete van maximaal € 4.500,00;
- een schorsing van de inschrijving in het BIG-register voor ten hoogste één jaar;
- een gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid het beroep uit te oefenen;
- doorhaling van de inschrijving in het register.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik kan uitleggen wat de wet BIG inhoudt
0100

Slide 9 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke ziekte hebben deze mensen?

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Betekenis afkortingen
ADHD = Attention Deficit Hyperactivity Disorder
AIDS = Acquired Immune Deficieny Syndrome
ALS = Amyotrofische Lateraal Sclerose
CF = Cystic Fibrosis
COPD = Chronic Obstructive Pulmonary Diseases
CTS= Carpale Tunnel Syndroom
CVA = Cerebro Vasculair Accident
DES = Diëthylstilbestrol teratogeen
HIV = Humaan Immunodeficiëntie Virus
IBS = Irritable Bowel Syndrome
ME = Myalgische Encephalomyelitis
MS = Multiple Sclerose
PD = Posttraumatische dystrofie
PDD-NOS = Pervasive Developmental Disorder-Not Otherwise Specified

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Betekenis afkortingen
PDS= Prikkelbare Darm Syndroom
PMS= Pre Menstrueel Syndroom
RS(virus)= Respiratoir Syncytieel (Virus)
RSI = Repetitive Strain Injury
SARS = Severe Acute Respiratory Syndrome
SMA = Spinale Musculaire Atrofie
SOA = Sexueel Overdraagbare Aandoening
TBC = Tuberculose
TIA = Transcient Ischemic Attack
WKS= Wernicke-Korsakoff Syndroom 

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

maanden

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe sta jij tegenover alternatieve therapieën?

Slide 34 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Alternatieve therapieën
Alle therapieën, geneesmiddelen waarvoor geen algemeen aanvaard wetenschappelijk bewijs is.  Ze zijn niet Evidence Based, medische effectiviteit is niet bewezen.

 Er is een grote verscheidenheid aan alternatieve geneeswijzen. Voorbeelden waarbij gebruik wordt gemaakt van alternatieve middelen zijn: homeopathie, fytotherapie en orthomoleculaire geneeskunde.

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Reguliere geneeskunde vs alternatieve geneeswijze
Reguliere geneesmiddelen zijn wetenschappelijk onderzocht op werkzaamheid:
- Dierproeven
- Op gezonde mensen
- Op zieke mensen
- Dubbelblind gerandomiseerd onderzoek
- Publiceren in wetenschappelijk tijdschrift → commentaar collega wetenschapper →herhaling onderzoek
- Meta-analyse

Alternatieve geneeswijzen niet bewezen → kan ook niet. 

Holistisch model → er wordt gekeken naar lichaam, geest en ziel.

Elke patiënt is anders, veel aandacht voor de patiënt als persoon
  

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 37 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Homeopathie
Alternatieve geneeswijze gebaseerd op Duitse arts Samuel Hahneman

similiaregel= Behandelwijze met middelen die bij gezonde mensen verschijnselen opwekken die gelijkenis vertonen met het ziektebeeld van de te behandelen patiënt.
Het homeopathische middel stimuleert het lichaam zichzelf te genezen. Dus duidelijk verschil met reguliere geneeskunde; mbv geneesmiddelen probeert ziekten te genezen of de symptomen te verlichten.

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Homeopathische geneesmiddelen
Homeopathische middelen bestaan uit één bestanddeel.
Daarnaast bestaan samengestelde middelen, aangeduid met complex of compositum achter de naam.

Ook zijn er zogenoemde pentarkanmiddelen, die bestaan uit 5 homeopathische bestanddelen, zijn combinatiemiddelen met als taak: ziekte af te weren, persoon te beschermen en ziekte te genezen.


Slide 39 - Diapositive

Het basismateriaal van homeopathische geneesmiddelen kan bestaan uit planten of stoffen die een minerale of dierlijke oorsprong hebben.
Homeopathische toedieningsvormen
Dilutie (= druppels), de zuiverste vorm, bevat voor 50% alcohol, dus minder geschikt voor kinderen
Tabletten, gemaakt uit verwrijving met melksuiker en vooral bedoelt voor onoplosbare stoffen
Globuli (= korrels), rietsuikerkorrels gedrenkt in gepotentieerde vloeistof/oplossing, vaak bedoeld voor kinderen.

Potentiëren gebeurt in stappen van 1 op 10 (D-potenties), 1 op 100 (C- of K-potenties) of 1 op 50.000 (LM- of Q-potenties). Achter de Latijnse naam van het geneesmiddel staat de verdunning, bijvoorbeeld Arnica D3.
Ø = oertinctuur, van daaruit wordt verdund



Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Fytotherapie
Er bestaan twee vormen van fytotherapie: de reguliere en complementaire vorm.
  • Reguliere fytotherapie: Bij deze vorm wordt gebruikgemaakt van onderdelen van planten waarvan de reguliere geneeskunde de werking erkent, zoals Ginkgo Biloba. Ginkgo is een geregistreerd geneesmiddel dat wordt gebruikt om de bloeddoorstroming bij etalagebenen te stimuleren.
  • Complementaire fytotherapie: Dit zijn tabletten, crèmes en oogdruppels die bestaan uit onverdunde extracten van planten.



Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Overeenkomsten homeopathie & fytotherapie
  • Beiden maken gebruik van natuurlijke grondstoffen, delen hiervan in ruwe of bewerkte staat.
  • Het lichaam breekt alle stoffen die bij deze alternatieve geneeswijzen gebruikt worden in zijn geheel af.
  • Homeopathie en Fytotherapie worden allebei gekenmerkt door weinig tot geen bijwerkingen.



Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verschillen homeopathie & fytotherapie
  • Homeopathie gaat uit van het similiaprincipe ->een middel, dat bij gezonde mensen bepaalde klachten oproept, zieke mensen met diezelfde klachten kan genezen
Fytotherapie gaat uit van contrariaprincipe ->een ziekteverschijnsel met middelen met een tegengestelde werking moet bestrijden
  • In tegenstelling tot Fytotherapie maakt homeopathie ook gebruik van dierlijke en minerale grondstoffen.
  • Homeopaten en fytotherapeuten verschillen ook in de benadering van het gezondheidsprobleem. Homeopaten kijken niet alleen naar de specifieke klacht, maar naar het gehele lichaam. Bij Fytotherapie ligt de focus meer op het fysieke ongemak.
  • Bij homeopathie wordt gebruikgemaakt van verdunde producten, terwijl dit bij Fytotherapie niet het geval is.




Slide 43 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Formuleer argumenten voor- en argumenten tegen fytotherapie.

Slide 44 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Argumenten fytotherapie
Voor:
∙ Minder bij effecten
∙ Het gebruik van planten is vertrouwd
∙ De aanwezigheid van andere stoffen geeft een beter eindresultaat

Tegen:
∙ Ook bestanddelen van planten kunnen zeer giftig zijn
∙ Dat de aanwezigheid van andere stoffen een beter resultaat kunnen geven, is niet wetenschappelijk onderbouwd

Slide 45 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Deze les heb ik zinvol gevonden of....
toch niet?
😒🙁😐🙂😃

Slide 46 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions