Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Oefenvragen SE bij thema Duurzaam leven
Slide 1 - Diapositive
Wat wordt bedoelt met de 'uitputting' van de aarde
Slide 2 - Question ouverte
Hoe noemen we de 4 categorieën van organismen die we hier op de afbeelding zien?
Slide 3 - Question ouverte
Welke taak heeft elke groep in de voedselkringloop. Sleep de juiste taken naar de juiste groep.
Producenten
Consumenten
Reducenten
Maken voedingsstoffen door middel van fotosynthese
Gebruiken voedingsstoffen van de planten, geven voedingsstoffen door.
Zetten voedingsstoffen om in mineralen, water en koolstofdioxide.
Slide 4 - Question de remorquage
Wat is een monocultuur?
A
Het verbouwen van meerdere gewassen op een groot oppervlak.
B
Het verbouwen van vraatbestendige gewassen.
C
Het verbouwen van één gewas op een groot oppervlak.
Slide 5 - Quiz
Hoe ontstaat een plaag?
Slide 6 - Question ouverte
Vermesting, overbemesting en waterbloei zijn allemaal woorden die hetzelfde betekenen.
A
Waar
B
Onwaar
Slide 7 - Quiz
Hoe heet het troebel worden van het water als gevolg van vermesting?
A
overbemesting
B
turbulentie
C
uitspoeling
D
waterbloei
Slide 8 - Quiz
Waterbloei ontstaat door?
A
teveel voedingsstoffen
B
te weinig voedingsstoffen
C
teveel dieren in het water
D
alledrie antwoorden zijn goed
Slide 9 - Quiz
Waardoor sterven uiteindelijk de waterdieren zoals vissen als er waterbloei heeft plaatsgevonden?
A
Door gebrek aan zonlicht
B
Door gebrek aan zuurstof
C
Door gebrek aan voedsel
Slide 10 - Quiz
Verzuring van het milieu wordt vooral veroorzaakt door gassen zoals ammoniak, stikstofoxide en zwaveldioxide. Welk van deze afvalgassen is voornamelijk afkomstig uit de veeteelt?
A
Ammoniak
B
Stikstofoxide
C
Zwaveldioxide
Slide 11 - Quiz
Wat gebeurt er bij verzuring?
A
ammoniak uit de bodem reageert met mest op het land tot zuur
B
ammoniak uit de bodem reageert met water in de bodem en lucht tot zuur
C
ammoniak uit mest reageert met water in de bodem en lucht tot zuur
D
ammoniak uit water reageert met mest in de bodem en lucht tot zuur
Slide 12 - Quiz
Wat gebeurd er bij het toepassen van genetische modificatie?
Slide 13 - Question ouverte
Welke bewering is onjuist?
A
Het grootste deel van ons afval kunnen we hergebruiken.
B
Papier en plastic worden vooral verbrand.
C
Met warmte uit de vuilverbranding wordt elektriciteit opgewekt.
D
Bacteriën en schimmels breken een deel van het zwerfafval af.
Slide 14 - Quiz
Veel afval kun je inzamelen en recycleren. Wat is de definitie van recyclen?
A
het scheiden van afval
B
opnieuw gebruiken van materialen
C
het storten of verbranden van afval
D
materialen opnieuw verwerken tot grondstof
Slide 15 - Quiz
Wat wordt er bedoeld met het woord "veredelen"?
A
Het direct veranderen van de DNA van planten
B
Van een stukje plant afhalen en in water zetten. Er groeit dan een nieuwe plant
C
De beste planten kiezen met de beste eigenschappen en die samenbrengen
Slide 16 - Quiz
'Gewone' landbouw
Biologische landbouw
Mest van dieren
Kunstmest
Plaagdieren chemisch bestrijden
Plaagdieren met natuurlijke vijand bestrijden
Dieren hebben meer ruimte
Dieren hebben minder ruimte
Duurder vlees
Goedkoper vlees
Slide 17 - Question de remorquage
CO2 heeft invloed op het broeikaseffect. Het broeikaseffect is slecht voor de aarde.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quiz
Het broeikaseffect is het opsluiten van hitte in de atmosfeer. Wat is niet waar over het broeikaseffect?
A
Door het broeikaseffect blijft de temperatuur stijgen waardoor er in de toekomst geen winters meer zijn
B
De hitte wordt opgesloten door broeikasgassen; met name C02 en de damp van H2O
C
Zonder het broeikaseffect zou er geen leven op aarde mogelijk zijn
D
Mensen voegen teveel kooldioxide aan de atmosfeer toe waardoor de temperatuur blijft stijgen