2mh3 chap 1 - les pays + lessonup quiz

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Focusleren

Vocabulaire A

Français en classe

LessonUp Quiz + Au travail

Spreekdoel

Ik kan vertellen in welk land ik op vakantie ben geweest afgelopen zomer.

Focusleren

Chapitre 1
voca A (F-N & N-F)
phrases-clés C (F-N & N-F)

Herhalen:

avoir + être

L'agenda

Donderdag 13 oktober

S.O. chapitre 1

page  50: voca AB (F-N & N-F)

page  52: phrases-clés C (F-N & N-F)

page   53: grammaire D

page 166: herhaling avoir & être (F-N & N-F)

Vocabulaire A

en - [an]

en France - in/naar Frankrijk

en Belgique - in/naar België

en Espagne - in/naar Spanje

en Angleterre - in/naar Engeland

aux - [oo]

aux Pays-Bas - in/naar Nederland

En Grèce

Au Japon

En Italie

En Espagne

En Autriche

En Australie

Exercice : individuel(le)

A. Zoek de vertaling van het land op waar jij de afgelopen zomer bent geweest (schrijf dit op bij woordenlijst A)

(Staat het land er al tussen? Zoek dan een land op waar je graag nog naartoe zou willen)

Traduis (vertaal):

- Tu as passé de bonnes vacances ?

Traduis (vertaal):

- Tu as été où ?

Réponds(beantwoord):
-Tu as été où ?

Français en classe

• Tu joues souvent à la console ?
• Tu aimes faire du shopping ? 

• Tu es en quelle classe ? (je suis en quatrième)

• Tu as un frère ou une soeur ? 

• Tu as passé de bonnes vacances?
  
• Tu as été où ?
  

LessonUp QUIZ

1. Bekijk het werkwoord dat in CAPSLOCK staat.

2. Kies steeds de goede vertaling (être/avoir)

 

Choisis (kies): être of avoir ?

- C'EST moi !

1. Het is
2. Het heeft

Choisis (kies): être of avoir ?

- TU AS passé de bonnes vacances ?

1. Jij hebt
2. Jij bent

Choisis (kies): être of avoir ?

- J'AI rencontré beaucoup de garçons.

1. Ik ben
2. Ik heb

Choisis (kies): être of avoir ?

- ON A nagé dans la piscine.

1. Wij hebben
2. Wij zijn

Au travail

page 27 - C'est fini

ex. 9 - Bedenk sporten in het Nederlands.

ex. 10 a - Lees globaal de tekst op blz. 27.

               Kies het goede antwoord.

Klaar? = Quizlet