pubquiz erfelijkheid

NIVEAU 1 – VRAAG
NIVEAU 1 – VRAAG



Krijgt een jongen het X-chromosoom van zijn vader of moeder?
En van wie heeft hij het Y-chromosoom gekregen?


1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

NIVEAU 1 – VRAAG
NIVEAU 1 – VRAAG



Krijgt een jongen het X-chromosoom van zijn vader of moeder?
En van wie heeft hij het Y-chromosoom gekregen?


Slide 1 - Diapositive

NIVEAU 1 – VRAAG


Twee uitspraken:
Marit zegt: Een bevruchte eicel van de mens heeft 23 chromosomen.
Wiebe zegt: Een cel van je baarmoeder heeft 46 chromosomen.
Wie heeft gelijk?


Slide 2 - Diapositive

NIVEAU 1 – VRAAG
Maak de zin af: Het genotype van een organisme komt tot stand op het moment van…

Slide 3 - Diapositive

NIVEAU 1 – VRAAG
Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?

Slide 4 - Diapositive

NIVEAU 2 – VRAAG
Twee ouders zijn heterozygoot voor bruine oogkleur. Bruine ogen is dominant over blauwe. Ze krijgen een eeneiige tweeling, Guus en Kees.
Guus heeft blauwe ogen. Hoe groot is de kans dat Kees ook blauwe ogen heeft?

Slide 5 - Diapositive

NIVEAU 2 – VRAAG
Bij een kikker bevatten bepaalde cellen per kern in totaal 13 chromosomen.
Zijn deze cellen geslachtscellen of lichaamscellen?

Slide 6 - Diapositive

NIVEAU 2 – VRAAG
Menno zegt: De celkern van een levercel bevat de complete informatie voor al je erfelijke eigenschappen.
Annie zegt: Een gen bevat de informatie voor meerdere erfelijke eigenschappen.
Wie heeft gelijk?

Slide 7 - Diapositive

NIVEAU 2 – VRAAG
In vier celkernen van mensen zitten de volgende geslachtschromosomen:
Celkern 1: XX
Celkern 2: X
Celkern 3: XY
Celkern 4: Y
Welke celkern (nummer noemen) kan van een darmcel van een man zijn?

Slide 8 - Diapositive

NIVEAU 3 – VRAAG
Bij rundvee is zwartbont dominant over roodbont (zwartbont = Z en roodbont = z). Uit twee zwartbonte ouders ontstaat een roodbont kalf.
Welke genotypen hebben de ouders dan?

Slide 9 - Diapositive

NIVEAU 3 – VRAAG
Persoon nummer 4 heeft als enige blauwe ogen (genotype is bb). De rest heeft bruine ogen. Van welke personen in deze stamboom kun je met zekerheid zeggen dat ze het genotype Bb hebben?


Slide 10 - Diapositive

NIVEAU 3 – VRAAG
Bij fruitvliegjes komen vliegen voor met normale vleugels en met korte vleugels.
Een vlieg met normale vleugels wordt gekruist met een vlieg met korte vleugels. Alle 80 nakomelingen hebben normale vleugels. Deze worden onderling opnieuw gekruist.
Hoeveel procent van deze nakomelingen is heterozygoot?

Slide 11 - Diapositive

NIVEAU 3 – VRAAG
Bij rundvee is zwartbont dominant over roodbont (zwartbont = Z en roodbont = z).

Wat is de kans op een zwartbont kalf, als beide ouders roodbont zijn?

Slide 12 - Diapositive

NIVEAU 4 – VRAAG
Welke bewering is juist?
A. Het fenotype is de som van de zichtbare eigenschappen van het genotype plus de invloed van het milieu
B. Het fenotype is de som van de zichtbare eigenschappen van het genotype zonder de invloed van het milieu
C. Het genotype is de som van de zichtbare eigenschappen van het fenotype zonder de invloed van het milieu
D. Het genotype is de som van de zichtbare eigenschappen van het fenotype plus de invloed van het milieu

Slide 13 - Diapositive

Bij een bloemensoort komen meerdere kleuren voor door intermediaire overerving. Wanneer rode en witte bloemen gekruist worden ontstaan er roze bloemen.
Twee roze bloemen worden onderling gekruist. Welke fenotypes verwacht je bij de nakomelingen?
A. Alleen maar roze bloemen
B. Rode en witte bloemen, verhouding 1:1
C. Roze en witte bloemen, verhouding 1:1
D. Rode, roze en witte bloemen, verhouding 1:2:1t

Slide 14 - Diapositive

NIVEAU 4 – VRAAG
Twee witte Leghorns worden met elkaar gekruist.
De stamboom geeft de resultaten van deze kruising weer.
Wat is het genotype van de ouders?


Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

NIVEAU 4 – VRAAG
Bij het kippenras Andalusiërs zijn er drie verschillende fenotypen voor de verenkleur: zwart, wit en blauw. De blauwe kleur is een intermediair fenotype.
Een blauwe kip wordt gekruist met een blauwe haan.
Hoe groot is de kans dat een nakomeling uit deze kruising blauwe veren heeft?


Slide 17 - Diapositive

Thalassemie is een zeer ernstige bloedziekte die het gevolg is van afwijkende rode bloedcellen. De ziekte wordt veroorzaakt door een recessief gen. Iemand die heterozygoot is voor dit gen, wordt een drager genoemd. Een drager heeft meestal voldoende gezonde rode bloedcellen en heeft de ziekte in een minder ernstige vorm.
Rob en Monica zijn allebei drager van thalassemie.
Hoe groot is de kans dat een kind van Rob en Monica de ernstige vorm van thalassemie heeft?

Slide 18 - Diapositive

NIVEAU 5 – VRAAG
Sommige mensen zijn niet in staat om pigment te vormen in hun huid, in hun haren en in de iris van hun ogen. Zo iemand wordt een albino genoemd.
Bij mensen is het gen voor albinisme recessief. Een echtpaar krijgt een tweeling. De ene baby heeft een donkere huid. De andere baby is een albino.
Kan deze tweeling één-eiig zijn? En twee-eiig? Leg je antwoord uit

Slide 19 - Diapositive

NIVEAU 5 – VRAAG
Welke van onderstaande eigenschappen zijn erfelijk?
A. Bladeren met beharing
B. Een litteken
C. Slaphangende bladeren
D. Haarkleur
E. Paarse kroonbladeren
F. Een grote moedervlek in je gezicht

Slide 20 - Diapositive

NIVEAU 5 – VRAAG
Cavia's kunnen zwartharig en witharig zijn. Zwart is dominant. Gegeven zijn de volgende vier kruisingen:
Bij welke van de kruisingen is de kans op een witte cavia het grootst?
A. heterozygoot X homozygoot dominant
B. homozygoot dominant X homozygoot recessief
C. homozygoot recessief X heterozygoot
D. heterozygoot X heterozygoot

Slide 21 - Diapositive

Bij sommige baby’s die geboren zijn met donker haar, wordt het haar na enkele maanden lichter. Tijdens de puberteit wordt het haar dan weer donkerder.
De kleur van het haar vlak na de geboorte wordt beïnvloed door geslachtshormonen van de moeder. Na een tijdje zijn die uit het bloed van de baby verdwenen. In de puberteit neemt de productie van geslachtshormonen bij het kind toe.
Verandert door de werking van de geslachtshormonen het fenotype voor ‘haarkleur’? En verandert het genotype erdoor? Leg je antwoord uit.

Slide 22 - Diapositive

De ziekte van Huntington is een erfelijke aandoening die bepaalde delen van de hersenen aantast. Hieronder is van twee verschillende personen een chromosomenpaar afgebeeld.
Is het gen voor de ziekte van Huntington dominant of recessief? Of is dit niet uit de gegevens op te maken? Leg je antwoord uit.

Slide 23 - Diapositive

NIVEAU 6 – VRAAG 
Sommige planten zijn niet in staat bladgroen te vormen. Dit zogenaamde albinisme berust op de aanwezigheid van een recessief allel. Bij een tabaksplant die heterozygoot is voor deze eigenschap treedt zelfbestuiving op. Er ontstaan 600 zaden. Na kieming ontstaan hieruit kiemplanten.
Hoeveel van deze kiemplanten zullen naar verwachting albino zijn?

Slide 24 - Diapositive

NIVEAU 6 – VRAAG 
De kleur van erwten is een erfelijke eigenschap.
Een bepaalde erwtenplant is opgegroeid uit een gele erwt. Hij wordt gekruist met een andere erwtenplant die ook is opgegroeid uit een gele erwt. Onder de nakomelingen uit deze kruising komen zowel gele als groene erwten voor.
Wat is het genotype van beide ouderplanten voor de kleur van de erwten waaruit ze zijn opgegroeid?


Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive