4.1: Bescherming

Thema 4 Afweer
4.1  Bescherming
p174
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Thema 4 Afweer
4.1  Bescherming
p174

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt de werking en functie van de huid bij de afweer van de mens beschrijven
  • Je kunt de verschillen tussen lichaamsvreemde en lichaamseigen stoffen beschrijven
  • Je kunt de verschillen tussen chemische en mechanische afweer beschrijven

Slide 2 - Diapositive

Begrippen
Lichaamseigen: stoffen of cellen die door je lichaam worden gemaakt
Lichaamsvreemd: Stoffen of cellen die niet in je lichaam thuishoren
Infectie: Binnendringen van pathogenen (ziekteverwekkers) in je lichaam

Slide 4 - Diapositive

Ziekteverwekkers
schimmels
dieren

Slide 5 - Diapositive

Bacteriën
Bacteriën zijn eencellige organismen die zich vermenigvuldigen dmv deling.
Bacteriën hebben naast het normale DNA ook cirkelvormig DNA (= plasmide)

Slide 6 - Diapositive

Antibiotica
  • Antibiotica zijn medicijnen die werken tegen infectieziekten veroorzaakt door bacteriën. 

  • Antibiotica beschadigen bv. de celwanden van bacteriën, waardoor bacteriën doodgaan. 

Slide 7 - Diapositive

Ziekenhuisbacterie
(MRSA)
Herhaaldelijke blootstelling aan verschillende antibiotica "selecteren" bacteriën met resistenties.

Ziekenhuisbacterie = resistent tegen alle bekende vormen van antibiotica.

Take home messages: 
  1. Neem geen antibioticakuur, tenzij voorgeschreven door een arts.
  2. Maak een antibioticakuur altijd af!

Slide 8 - Diapositive

Virussen
  • Een virus is geen organisme, omdat ze andere organismen gebruiken om zich te verspreiden.
  • Een virus bestaat uit DNA of RNA, verpakt in een laagje eiwit.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Sleep de gebeurtenis naar de juiste plek in de afbeelding
1
2
3
4
5
Het virus dringt de gastheercel binnen
Nucleinezuur wordt vermenigvuldigd
Ribosomen bouwen nieuwe capsiden
Nieuwe virusdeeltjes worden in elkaar gezet
Nieuwe virusdeeltjes komen vrij

Slide 11 - Question de remorquage

Levenscyclus retrovirus
  • Retrovirussen zetten hun eigen RNA om in DNA (bijv. HIV)
  • Het DNA wordt geïntegreerd in het DNA van de gastcel
  • Virus DNA vertaalt naar viruseiwitten

Slide 12 - Diapositive

1
2
5
3
4
Virus dringt de cel binnen en valt uiteen
Virus DNA wordt vermenigvuldigd en viruseiwit wordt gemaakt
Nieuwe virussen verlaten de cel
Virus Hecht aan de cel
Virus DNA dringt de celkern binnen

Slide 13 - Question de remorquage

Verschil bacterie virus
  • Bacterie is een cel en een virus niet (leeft niet).
  • Bacterie kan zichzelf delen en een virus niet.
  • Bacterie is veel groter dan een virus. 

Slide 14 - Diapositive

Levend 
Levenloos
Kunnen bestreden worden met antibiotica
Antibiotica werkt niet
Delen zelf
Delen mbv gastcel
Virus
Bacterie

Slide 15 - Question de remorquage

Antigenen = lichaamsvreemde stof
Lichaamsvreemde stoffen worden herkend aan antigenen. 

Slide 16 - Diapositive

Infectie
Bij een infectie dringen ziekte-
verwekkers je lichaam binnen.

ontsteking = reactie van je 
lichaam op een infectie 
(bv zwelling)

Slide 17 - Diapositive

Antigeen
Specifieke afweer betekent dat er gereageerd wordt op een antigeen, bijvoorbeeld:
  • eiwit op de eiwitmantel van een virus,
  • eiwit in de celmembraan van een bacterie,
  • gif dat je binnenkrijgt door een slangenbeet.
  • eiwit op membraan van een parasiet
  • eiwit op een cel van een donororgaan

Slide 18 - Diapositive

Aangeboren afweer

De aangeboren afweer is aanwezig vanaf de geboorte en verloopt niet-specifiek (ruimt allerlei soorten ziekteverwekkers op).
 Verworven afweer

De verworven afweer ontwikkelt zich gedurende het leven van het organisme en werkt specifiek (tegen één bepaalde ziekteverwekker).

Slide 19 - Diapositive

Verdedigingslinies
  1. kasteelmuren: redelijk ondoordringbaar, werkt tegen vrijwel alles.
  2. poortwachters: proberen bedreigingen te herkennen, roepen hulp in ernstige situaties. Werkt tegen vrijwel alle bedreigingen 
  3. hulptroepen: Reageren op hulpvraag in grote aantallen. Zijn specifiek getraind om bepaalde bedreigingen uit te schakelen. 


Slide 20 - Diapositive

1e verdedigingslinie
Extern, niet-specifiek:
  • Mechanische afweer: 
       huid, slijmvliezen, oogvocht, 
       speeksel, slijm
  • Chemische afweer: 
       maagzuur, zweet, 
       pH op de huid

Slide 21 - Diapositive

2e verdedigingslinie

De interne, niet-specifieke afweer of aangeboren (verworven) afweer.
Kenmerken: reactie op alles wat vreemd is.

Fagocyten neutraliseren ziekteverwekkers d.m.v. fagocytose

Slide 22 - Diapositive

Lymfoïde organen
De lymfoïde organen hebben een functie bij de opslag en transport van witte bloedcellen


In het rode beenmerg worden verschillende witte bloedcellen geproduceerd; fagocyten en lymfocyten

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Monocyten
Monocyten komen voor in heel het lichaam.
Kunnen zich ontwikkelen tot macrofaag (= grote eter) of dendritische cel, die beiden  ziekteverwekkers fagocyteren.

Macrofagen gaan minder snel dood dan granulocyten.

Dendritische cellen bevinden zich vooral op plekken waar ziekteverwekkers binnen kunnen dringen

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Granulocyten
  • Granulocyten doden ziekteverwekkers d.m.v. fagocytose (~opeten).
  • Lysosomen zijn met enzym gevulde blaasjes die de ziekteverwekker binnenin de granulocyt afbreken.
  • Hierbij gaat de granulocyt ook dood en kan met de ziekteverwekker etter/pus vormen.

Slide 27 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt de werking en functie van de huid bij de afweer van de mens beschrijven
  • Je kunt de verschillen tussen lichaamsvreemde en lichaamseigen stoffen beschrijven
  • Je kunt de verschillen tussen chemische en mechanische afweer beschrijven

Slide 28 - Diapositive

Lymfoïde organen
De lymfoïde organen hebben een functie bij de opslag en transport van witte bloedcellen


In het rode beenmerg worden verschillende witte bloedcellen geproduceerd; fagocyten en lymfocyten

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Monocyten
Monocyten komen voor in heel het lichaam.
Kunnen zich ontwikkelen tot macrofaag (= grote eter) of dendritische cel, die beiden  ziekteverwekkers fagocyteren.

Macrofagen gaan minder snel dood dan granulocyten.

Dendritische cellen bevinden zich vooral op plekken waar ziekteverwekkers binnen kunnen dringen

Slide 31 - Diapositive

Granulocyten
  • Granulocyten doden ziekteverwekkers d.m.v. fagocytose (~opeten).
  • Lysosomen zijn met enzym gevulde blaasjes die de ziekteverwekker binnenin de granulocyt afbreken.
  • Hierbij gaat de granulocyt ook dood en kan met de ziekteverwekker etter/pus vormen.

Slide 32 - Diapositive

Aan de slag
Maken

Opdracht t/m 5

Slide 33 - Diapositive