Les 5

Les 5 Nederlands
Welkom!



1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Les 5 Nederlands
Welkom!



Slide 1 - Diapositive

Meedoen?
lessonup.app
of
download de app: LessonUp-app
Vul de code in:

Slide 2 - Diapositive

Programma:
  • Nieuws & lesdoelen
  • Terugblik vorige week
  • Persoonsvorm en onderwerp
  • Inversie
  • Aantrekkelijk schrijven
  • Nieuwe schrijfopdracht
  • Huiswerk 

Slide 3 - Diapositive

Nieuws 
- Volgende week  geen les (herfstvakantie regio noord).
- Als een opdracht in Taalblokken een uitdaging is door b.v. de online lessen? Bedenk eventueel een alternatief via Teams.
-Donderdag aanstaande om 18:00: Schrijfatelier over werkwoordspelling. Wanneer een d? Wanneer een t? Kom langs als je soms twijfelt.
-Vragenkwartiertje is van 18:45- 19:00

Slide 4 - Diapositive

Lesdoelen:
Je weet hoe je het onderwerp en de persoonsvorm in een zin kunt achterhalen {schrijfvaardigheid}

Je weet wat inversie is en kan foutieve inversie herkennen {schrijfvaardigheid}


Slide 5 - Diapositive

Vorige week...

Slide 6 - Diapositive

Enkelvoudig of samengesteld?
Amir leest een boek. = enkelvoudige zin

Sterre vindt tennis leuk terwijl Amir liever leest. = samengestelde zin

Slide 7 - Diapositive

Voegwoorden

Met een 'voegwoord' verbind je twee zinnen aan elkaar.
Nevenschikkend voegwoord: met een nevenschikkend voegwoord verbind je twee hoofdzinnen aan elkaar.
Nevenschikkende voegwoorden: en, maar, of want, dus.


Slide 8 - Diapositive

Samengestelde zin:
In een samengestelde zin zit vaak een voegwoord. Je plakt dus twee zinnen aan elkaar met een woord zoals: maar, terwijl, als en indien.

Zo maak je uiteindelijk mooiere teksten doordat je korte en lange zinnen afwisselt. Bovendien geef je het verband aan in een zin.

Slide 9 - Diapositive

Persoonsvorm
- werkwoordsvorm
-Hoe vind je de persoonsvorm? 3 manieren
1: als je de zin in een andere tijd zet, verandert de persoonsvorm
2:als je de zin van enkelvoud naar meervoud verandert of andersom, verandert de persoonsvorm
3: als je de zin vragend maakt, komt de persoonsvorm op de eerste plaats




Slide 10 - Diapositive

voorbeeld persoonsvorm
Esther heeft een lange reis gemaakt
3 manieren:
1: Esther had een lange reis gemaakt
2: Ömer en Esther hebben een lange reis gemaakt
3: Had Esther een lange reis gemaakt?

Heeft = persoonsvorm

Slide 11 - Diapositive

Onderwerp
Personen, dieren of dingen die iets doen in de zin
Wie of wat doet iets?
Als het onderwerp enkelvoud is, moet de persoonsvorm dat ook zijn.
Als het onderwerp meervoud is, moet de persoonsvorm dat ook zijn.





Slide 12 - Diapositive

Onderwerp
Het onderwerp kan meerdere woorden zijn

Wie of wat + persoonsvorm


Slide 13 - Diapositive

Voorbeeld onderwerp
Ömer heeft een lange reis gemaakt

Wie heeft een lange reis gemaakt?

Ömer = onderwerp

Ömer en heeft = beide enkelvoud

Slide 14 - Diapositive

Wat is het onderwerp in de zin: Sandra en Rick gaan naar de bioscoop?
A
Sandra en Rick
B
gaan
C
naar de bioscoop

Slide 15 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin: Hebben zij de examens gehaald
A
hebben
B
de examens
C
zij

Slide 16 - Quiz

Wat is het onderwerp? Vrienden van ons hebben deze ravage aangericht.
A
vrienden
B
vrienden van ons
C
hebben
D
deze ravage

Slide 17 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin: We hebben een uur op de trein gewacht
A
We
B
hebben
C
op de trein
D
hebben gewacht

Slide 18 - Quiz

Hoe kun je de persoonsvorm in een zin ontdekken? Hint: 3 manieren

Slide 19 - Question ouverte

Voorkom foutieve inversie
In een normale zin komt de persoonsvorm na het onderwerp.


Bij inversie draai je de persoonsvorm en het onderwerp om.

Slide 20 - Diapositive

Inversie
Inversie bij vraagzinnen mag:

Starten we vanmiddag om vijf uur?

Dit is goed

Slide 21 - Diapositive

Inversie
Inversie mag in zinnen die beginnen met een ander zinsdeel

Vanmiddag beginnen we om drie uur

Dit is goed

Slide 22 - Diapositive

Inversie
Inversie mag in zinnen die beginnen met een bijzin.

(Een bijzin: de PV staat niet vooraan, maar juist achteraan)

Als iedereen er is, beginnen we om drie uur.

Dit is goed.

Slide 23 - Diapositive

Hij gaat daar carnaval vieren
A
inversie
B
geen inversie

Slide 24 - Quiz

Ik denk het niet.
A
inversie
B
geen inversie

Slide 25 - Quiz

Maakt hij het niet te bont?
A
inversie
B
geen inversie

Slide 26 - Quiz

Waar gaat het vaak mis?
Inversie gaat vaak mis bij samengestelde zinnen

Fout: Het onweerde de hele middag en hebben we dus niets kunnen doen.

Inversie kan niet in nevenschikkende zinnen: ( 2 hoofdzinnen: en, maar, want, dus, of)

 

Slide 27 - Diapositive

Oplossing!
Foutieve inversie kun je oplossen door de persoonsvorm en het onderwerp om te draaien.


Het regende de hele middag en dus hebben we niks kunnen doen. = Goed

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Lien

Slide 30 - Vidéo

Tips aantrekkelijk schrijven (1)
1:Variatie in zinsbouw
Bijvoorbeeld: wissel af in zinsbouw en voorkom dat elke zin met het onderwerp begint

2: Varieer in je woordkeus
Bijvoorbeeld: zoek uit welke synoniemen er voor een woord zijn.

Slide 31 - Diapositive

Tips aantrekkelijk schrijven (2)
3: Schrijf persoonlijk
Voorbeeld: noem de persoon waar het over gaat.

Slide 32 - Diapositive

Huiswerk
-Nieuwe schrijfopdracht: overtuigende/wervende tekst- bij opdrachten in Teams: deadline is 2 november
-Maken / Afronden bouwsteen 1 en 2 in Taalblokken
- Maken / Afronden Spelling en Grammatica 01 in Taalblokken

Klaar? Versnellen mag

Slide 33 - Diapositive

Fijne vakantie, tot over 2 weken.
Ben je dan op vakantie? Hier houd ik rekening mee.

Slide 34 - Diapositive