les 2 vraagzin ontkenning herhalen

Le planning d'aujourd'hui
- Les buts d'aujourd'hui
- Répéter la grammaire

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Le planning d'aujourd'hui
- Les buts d'aujourd'hui
- Répéter la grammaire

Slide 1 - Diapositive

Les buts d'aujourd'hui
- Ik kan in het Frans een vraag stellen;

Slide 2 - Diapositive

Noter la grammaire
Vous allez noter la grammaire dans la manière suivante:

(voor meer voorbeelden, klik hier of klik hier)

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Poser une question (vraag stellen)
Eerst de Franse zinsvolgorde in normale zin:

Vous     êtes allé        au cinéma.
ow              gez             rest vd zin (lv/mv)


(pv+volt dw)
in dit geval
Bij vraagzinnen is dit handig om te weten, vooral hoe je de pv vindt.

pv=eerste ww vd zin.

Slide 6 - Diapositive

Vraagzinnen, 3 manieren:
1. Je zet gewoon alleen een vraagteken achter de zin, normale zinsvolgorde;
Vous êtes allé au cinéma ?


Slide 7 - Diapositive

Vraagzinnen, 3 manieren:
1. Je zet gewoon alleen een vraagteken achter de zin, normale zinsvolgorde;
Vous êtes allé au cinéma ?

2. est-ce que + normale zinsvolgorde;
Est-ce que vous êtes allé au cinéma ?


Slide 8 - Diapositive

Vraagzinnen, 3 manieren:
1. Je zet gewoon alleen een vraagteken achter de zin, normale zinsvolgorde;
Vous êtes allé au cinéma ?

2. est-ce que + normale zinsvolgorde;
Est-ce que vous êtes allé au cinéma ?

3. Je keert de pv en het ow om;
Êtes-vous allé au cinéma   (denk aan het streepje)

Slide 9 - Diapositive

Vraagzinnen, 3 manieren:
1. Je zet gewoon alleen een vraagteken achter de zin, normale zinsvolgorde;
Vous êtes allé au cinéma ?

2. est-ce que + normale zinsvolgorde;
Est-ce que vous êtes allé au cinéma ?

3. Je keert de pv en het ow om;
Êtes-vous allé au cinéma   (denk aan het streepje)
LET OP: 
je kunt 2+3 niet door elkaar gebruiken, dus NIET:
Est-ce que êtes-vous allé au cinéma?

Slide 10 - Diapositive

Vraagwoorden:
Zinsconstructie vragen mét vraagwoord:
- gewone zin+vraagwoord (On va où?)
- vraagwoord+gewone zin (Où on va?)

- vraagwoord+est-ce que+gewone zin (Comment est-ce que vous mangez?)
- vraagwoord+omkering ow en pv (Comment mangez-vous?)



(schrijf dit op, maar leg hier niet je hoofdfocus op op de toets)

Slide 11 - Diapositive

Vraagwoorden:
Het vraagwoord QUEL:
Past zich aan aan het zelfst. nw 
wat erbij hoort.

Quel est ton nom? --> nom = m ev, dus quel
Quelles sont tes matières préférées? --> matières = v mv, dus quelles


m
v
ev
quel
quelle
mv
quels
quelles

Slide 12 - Diapositive

Welke zin is fout?
A
Fais-tu beaucoup de sport?
B
Est-ce que mangez-vous de la viande?
C
Pourquoi est-ce qu'elle est végétarienne?
D
Il a fait ses devoirs?

Slide 13 - Quiz

Maak de zin op een andere manier vragend:
Est-ce qu'elle aime les maths?

Slide 14 - Question ouverte

Welk vraagwoord hoort op de puntjes?
........ d'heures tu dors par nuit?
A
comment
B
qu'est-ce que
C
combien
D
pourquoi

Slide 15 - Quiz

Welk vraagwoord hoort op de puntjes?
............ es-tu?
(meerdere antw. mogelijk)
A
B
qui
C
pourquoi
D
combien

Slide 16 - Quiz

La négation (de ontkenning)
Niet/geen is in het Frans:
ne ... pas

Op de puntjes staat de persoonsvorm:
Je suis à l'école
Je ne suis pas à l'école
                                                          

Ontkenning staat als brilletje om de pv heen. De pv is de neus.

Slide 17 - Diapositive

Andere ontkenningen
In plaats van dat je niet op school bent, kun je ook zeggen dat je niet meernooit, of nog niet op school bent.

Je ne suis plus à l'école                  (niet meer)                        Niets is ne ... rien:
Je ne suis jamais à l'école             (nooit)                                 Ik heb niets gedaan!
Je ne suis pas encore à l'école    (nog niet)                          Je n'ai rien fait!


Klinkerbotsing/stomme h?
Ne wordt n'

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive