Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Wat doen we vandaag?
Vragen Grammatica?
Bespreken Ergon 6
Bespreken blz. 20, opdr. 14, 15, 16, 17.
Kosmos
Slide 1 - Diapositive
Aan het werk.
Leer het alphabet.
Leer werkboek 84 en 86.
Lees Tekstboek blz. 26
Maak blz. 20, opdr. 14, 15, 16, 17.
Dit is ook huiswerk.
Slide 2 - Diapositive
Vragen Grammatica?
Slide 3 - Question ouverte
Ergon 6.
Slide 4 - Diapositive
ΕΡΓΟΝ 6 α
6 ἐνθουσιασμος
7 εἰδωλον
8 ἁρμονια
9 οἰκονομια
10 ῥοδοδενδρον
Slide 5 - Diapositive
ΕΡΓΟΝ β
6 Ἐνθουσιασμος
7 Εἰδωλον
8 Ἁρμονια
9 Οἰκονομια
10 Ῥοδοδενδρον
Slide 6 - Diapositive
KOSMOS
Slide 7 - Diapositive
Opdracht 14
a De lege ruimte, het gat, voordat de wereld bestond
b wanorde, rommel
c Wanorde is het tegenovergestelde van orde. In chaos was er geen ordening maar woelden alle elementen als aarde, water, lucht en vuur door elkaar.
Slide 8 - Diapositive
Opdracht 15
Onder cosmetica worden allerlei producten gerekend waarmee je orde in de chaos van je uiterlijk kunt brengen / waarmee je alle netjes kunt maken.
Slide 9 - Diapositive
Opdracht 16
a De aarde voorziet de mens van voedsel, net zoals een moeder(dier) haar kinderen voedt.
b Het vrouwelijke is in staat om voort te brengen en staat dus aan het begin van alles, het mannelijke kan niet voortbrengen dus kan niet het begin zijn.
Slide 10 - Diapositive
Opdracht 17
De letters ΓΗ (rechtsboven) verwijzen naar de aarde = moeder aarde = Gaia; er staan een pannetje(?) en allerlei bloemen en planten afgebeeld om haar hoofd, wat verwijst naar de godin die bloemen en planten heeft geschapen volgens de Grieken en die voor voedsel zorgt = Gaia.
Slide 11 - Diapositive
Lees Werkboek Blz. 88
Slide 12 - Diapositive
KOSMOS
Opdracht 18a en 19
Slide 13 - Diapositive
Opdracht 18a en 19
Chaos r.1
Gaia r. 8, 9, 14
Tartaros r. 11, 12, 16
Ouranos r. 10, 18
Opdracht 19
Slide 14 - Diapositive
Opdracht
a
Slide 15 - Diapositive
Opdracht
a
Slide 16 - Diapositive
Aan het werk.
Leer de vetgedrukte woorden op Tekstboek blz. 27
Maak Werkboek blz. 21, opdr. 20 en 22.
Dit is ook huiswerk.
Slide 17 - Diapositive
Opdracht
Ieder krijgt (ongeveer) 2 zinnen toegewezen.
Benoem ieder woord in de zin.
Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)
Slide 18 - Diapositive
Wat heb je vandaag geleerd?
Slide 19 - Question ouverte
Wat is nog onduidelijk? Waar wil je meer over weten?