Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Werkwoordspelling tt/vt/vd herhalingles
Wekwoordspelling
1 / 56
suivant
Slide 1:
Diapositive
Spelling
Basisschool
Groep 8
Cette leçon contient
56 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
30 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Wekwoordspelling
Slide 1 - Diapositive
Lesdoel
Ik kan de tegenwoordige tijd, verledentijd en de voltooid deelwoord, van zwakke en sterke werkwoorden correct spellen.
Slide 2 - Diapositive
SCHRIJF VAN 5 WERKWOORDEN (TT)
DE IK, HIJ EN WIJ-VORM OP
Slide 3 - Question ouverte
Wat zijn werkwoorden?
Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen.
Slide 4 - Diapositive
De persoonvorm.
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
De persoonsvorm is altijd 1 woord.
persoonsvorm = werkwoord
Slide 5 - Diapositive
Zelfstandig werkwoord
Hulpwerkwoorden bieden hulp aan het zelfstandig werkwoord.
Een zelfstandig werkwoord is het belangrijkste werkwoord in de zin.
Slide 6 - Diapositive
Het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord gebruik je wanneer je wilt vertellen dat iets al gebeurd is.
Een voltooid deelwoord wordt gevormd door de persoonsvorm van de werkwoorden
hebben
,
zijn of worden
en het voltooid deelwoord van het werkwoord.
De werkwoorden
hebben,
zijn
en worden noem je een hulpwerkwoord. Kijk maar mee......
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
werkwoord: BEVEN
tt
TT
Ik ...... van de kou.
Slide 9 - Question ouverte
werkwoord: herbouwen
TT
Hij .........
VD
Hij heeft het huis ..........
Slide 10 - Question ouverte
Wat is de stam van het werkwoord: kleuren? (TT)
Slide 11 - Question ouverte
De deur van de kast is sinds gisteren _____________.
sluiten [vt]
A
gesluit
B
sluiten
C
gesluid
D
gesloten
Slide 12 - Quiz
Tom _____________ zichzelf met een warme trui.
verwarmen [tt]
A
verwarmt
B
warmde
C
warmt
D
warmd
Slide 13 - Quiz
Vroeger _____________ Tanja daar helemaal niet van.
houden [vt]
A
houd
B
hield
C
hieldt
D
hielt
Slide 14 - Quiz
Jij _____________ vaak gelijk.
hebben [tt]
A
had
B
hebd
C
hebt
D
hebben
Slide 15 - Quiz
De kok heeft de soepkommen _____________.
vullen [vd]
A
vuldde
B
vulde
C
gevult
D
gevuld
Slide 16 - Quiz
We hebben de muur _____________.
spuiten [vd]
A
gespuit
B
gespoten
C
gespuid
D
gespooten
Slide 17 - Quiz
Afgelopen woensdag _____________ ik de kaas in stukjes.
snijden [vt]
A
sneed
B
sneet
C
gesneden
D
gesneeden
Slide 18 - Quiz
Mijn _____________hoofd doet pijn.
stoten [vd]
A
gestote
B
gestooten
C
gestotten
D
gestoten
Slide 19 - Quiz
De zenuwachtige leerling ... (stressen, tt) nu de toets dichterbij komt.
A
stresst
B
strest
C
stressed
D
stressd
Slide 20 - Quiz
Nu krijgen jullie een aantal open vragen.
Lees de zin goed en volg de stapjes!!
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Lies ...... (blazen, vt) de elf kaarsjes op de taart in één keer uit.
Slide 23 - Question ouverte
Kenny ....... (werven, tt) een paar nieuwe leden voor zijn schaakclub.
Slide 24 - Question ouverte
Hoe heb jij die situatie ........ (aanpakken, vd)?
Slide 25 - Question ouverte
Stan en Thomas ....... (verkennen, vt) de omgeving rondom de camping.
Slide 26 - Question ouverte
Annemiek ..... (redden, tt) het niet meer om op tijd te komen.
Slide 27 - Question ouverte
Dit ongeluk ........ (bewijzen, tt) maar weer hoe gevaarlijk deze straat is.
Slide 28 - Question ouverte
werkwoord: genezen
De .... man is heel erg blij.
tt
VD
tt
bv
Slide 29 - Question ouverte
CVB vragen
1. Wat zijn werkwoorden?
2. Hoe krijg je de stam ( ik- vorm ) van een werkwoord?
Slide 30 - Diapositive
De persoonvorm.
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
De persoonsvorm is altijd 1 woord.
persoonsvorm = werkwoord
Slide 31 - Diapositive
Circuit:Zes onderdelen
1.Werkwoorden Jenga
2.Kaboom!
3.Werkwoorden Twister
4.Werkblad
5.Werkwoorden bordspel
Slide 32 - Diapositive
Dit ongeluk ........ (bewijzen, tt) maar weer hoe gevaarlijk deze straat is.
Slide 33 - Question ouverte
Vandaag werd ik eerder van school ............. (ophalen, vd).
Slide 34 - Question ouverte
Dennis ........ (bereiken, vt) zijn vader pas bij de derde belpoging.
Slide 35 - Question ouverte
De docent ........... (beantwoorden, tt) alle vragen van de kinderen.
Slide 36 - Question ouverte
Na een jaar te hebben .......... (trainen, vd) ben ik klaar voor het kampioenschap.
Slide 37 - Question ouverte
Is er iemand die de verklede man ............. (herkennen, tt)?
Slide 38 - Question ouverte
Heb je de regels wel .................(handhaven, vd)?
Slide 39 - Question ouverte
Anne .............(promoten, vt) haar idee in de klas.
Slide 40 - Question ouverte
Holly ...... (vergeten, vt) haar huiswerk te doen.
Slide 41 - Question ouverte
Mijn vader ...... (strijden, tt) voor een beter milieu.
Slide 42 - Question ouverte
David en Samuel hebben samen wat op de piano .......... (pingelen, vd).
Slide 43 - Question ouverte
Ik ........... (zappen, vt) van het ene naar het andere kanaal.
Slide 44 - Question ouverte
Tim ......... (verdelen, tt) het snoepgoed eerlijk over de kinderen.
Slide 45 - Question ouverte
....... (kunnen, vt) ik ook maar zo goed tekenen als Michelle.
Slide 46 - Question ouverte
Mijn vader ...... (stoten, vt) zijn knie tegen de tafelpoot
Slide 47 - Question ouverte
Diederik ...... (gapen, vt) ongegeneerd tijdens de geschiedenisles.
Slide 48 - Question ouverte
Met mijn oom en tante ..... (beleven, vt) ik de gekste dingen.
Slide 49 - Question ouverte
Ik ...... (hoeven, tt) geen aardappels meer.
Slide 50 - Question ouverte
Mijn vader is vorige week .......... (opereren, vd).
Slide 51 - Question ouverte
In welke zin zijn allebei de werkwoorden goed gespeld?
A
De mensen vluchten weg toen het gebouw instortte.
B
De mensen vluchtten weg toen het gebouw instorte.
C
De mensen vluchtten weg toen het gebouw instortte.
D
De mensen vluchten weg toen het gebouw instorte.
Slide 52 - Quiz
Lees bij de volgende vragen de zinnen goed en kies de zin de juist geschreven is.
Slide 53 - Diapositive
In welke zin zijn allebei de werkwoorden goed gespeld?
A
De man bestelt vandaag iets anders dan dat hij gisteren heeft bestelt.
B
De man bestelt vandaag iets anders dan dat hij gisteren heeft besteld.
C
De man besteld vandaag iets anders dan dat hij gisteren heeft bestelt.
D
De man besteld vandaag iets anders dan dat hij gisteren heeft besteld
Slide 54 - Quiz
In welke zin zijn de werkwoorden goed gespeld?
A
Deze club heeft dit jaar veel nieuwe leden geworven.
B
Wij doorstaan de zware proef gisteren niet.
C
Ik heb die jas al twee jaar gedrogen.
D
Wie verschijndt daar achter het raam?
Slide 55 - Quiz
.....(Zijn, tt) Myla weer helemaal beter?
Slide 56 - Question ouverte
Plus de leçons comme celle-ci
groep 7 werkwoordcito oefenen
Mars 2023
- Leçon avec
35 diapositives
nederlands
Primary Education
groep 8 werkwoord spelling cito
Octobre 2024
- Leçon avec
44 diapositives
nederlands
Primary Education
2-3 voltooid en onvoltooid deelwoord
Octobre 2020
- Leçon avec
31 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Werkwoordspelling
Septembre 2023
- Leçon avec
24 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Werkwoordspelling (herhaling)
Avril 2022
- Leçon avec
38 diapositives
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Werkwoordspelling (2 b/k)
Mai 2020
- Leçon avec
41 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Voltooid deelwoord week 2
Novembre 2023
- Leçon avec
30 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3
13-17 dec Werkwoordspelling
Décembre 2021
- Leçon avec
29 diapositives
Spelling
Basisschool
Groep 8