Formuleren §3 - Verwijzen met deze, die, dit en dat (1vwo)

Verwijzen met deze, die, dit en dat

NN7 - Formuleren - §3

1VWO

Een zelfstandig naamwoord is een de-woord (de tuin, de liefde) of een het-woord (het etui, het paard). De-woorden zijn mannelijk (m) of vrouwelijk (v), het-woorden zijn onzijdig (o). 

Dat noem je het woordgeslacht.

Je kunt dat opzoeken in een woordenboek:

– boom, de (m) = mannelijk; woning, de (v) = vrouwelijk; verhaal, het (o) = onzijdig.

Let op: verkleinwoorden zijn altijd onzijdig:
het boompje (o); het woninkje (o).

Zo gebruik je de informatie over het woordgeslacht

Bij mannelijke en vrouwelijke woorden gebruik je
de, deze en die: de man, deze man, die man. Bij onzijdige woorden gebruik je het, dit en dat:
het verhaal, dit verhaal, dat verhaal.

Aan de combinatie onbepaald lidwoord – bijvoeglijk naamwoord – zelfstandig naamwoord kun je vaak zien of je met een de-woord of een het-woord te maken hebt. Bij een de-woord komt er na een namelijk wél een e achter het bijvoeglijk naamwoord, bij een het-woord niet:
– de hoge boom – een hoge boom –
het spannende verhaal – een spannend verhaal

Zo verwijs je met deze, die, dit en dat

• Naar zelfstandige naamwoorden kun je verwijzen met deze en die of met dit en dat:

• Naar (een groter deel van) een zin kun je verwijzen met dat en dit.

– Jolien en Aisha gaan vaak naar de bioscoop. 

Dat / Dit vinden ze altijd fantastisch.

Een bedrijf ...... ook in het buitenland actief is, kan een groot publiek bereiken.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

De coördinator heeft een klein kantoortje, ...... gezellig is ingericht.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Gisteren werd Leo aangehouden door een agent, ....... hem bekeurde voor te hard rijden.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Die agenda daar vind ik wel mooi, maar ..... hier zou ik nooit kopen.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Ga eens shoppen in dit smalle straatje, want ..... heeft de leukste winkeltjes van de stad.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

De leukste oplossing ...... wij ontvangen, levert de inzender een nieuwe iPad op.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

De vorige afspraak met de kapper ging niet door, maar ...... moet echt doorgaan.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

In Hengelo vond een ernstig misdrijf plaats, .... nooit werd opgelost.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Liam verlangt alweer naar de zomervakantie, maar .... is voorlopig nog niet in zicht.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Thomas heeft een oude lp van The Doors ..... hij nog dagelijks draait.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Vorige maand bezocht mijn zus uit Amerika ons en ..... was echt een verrassing.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Zit die blauwe tuinstoel lekker of wil je liever in ..... rode zitten?

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Ga naar Nieuw Nederlands op je laptop, kijk in de planning en maak de opdrachten die ik heb klaargezet.