week 8 D2B - werkwoorden en luisteren

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Buenos días

¿Qué vamos a hacer?

• Vocabulario
• repetir verbos
• Huiswerk bespreken
• la pronunciación
• practicar luistervaardigheid
• Tarea final

Jueves 22 de febrero

Deberes

Donderdag 29 februari

SO luistervaardigheid

verbos

ir

venir

hacer

salir

Leerdoel: werkwoorden

Vamos a corregir

• werkblad werkwoorden

Leerdoel: werkwoorden

Uitwerking werkblad

1. vamos
2. vienes
3. hacéis
4. hago
5. vienen
6. va
7. viene
8. hacemos deporte

Vertaling

1. Vanavond gaan we naar het feest van Carmen.
2. Kom je morgen naar mijn huis?
3. Wanneer maken jullie huiswerk?
4. Ik maak 's ochtends altijd mijn bed op.
5. Hoe laten komen je ouders thuis?
6. Javi gaat deze maandag naar Madrid.
7. Zaterdag komt Gabriela.
8. 's Zondags sporten wij. 

het schoolvak

aardrijkskunde

natuurkunde

mentorles

scheikunde

gym

Engels

muziek

de pauze

geschiedenis

La pronunciación "g"

Vamos a escuchar.

00:34

Eva .........................a las siete.

00:43

¿Ahora Eva .....................?

01:01

Eva desayuna

1. café con leche, zumo de manzana, tostada con aceite
2. café con leche, zumo de naranja, tostada con mermelada
3. café solo, zumo de naranja, tostada con aceite
4. café con leche, zumo de naranja, tostada con aceite

01:44

¿Qué es el horario de Eva?

1. van 9 uur tot 12 uur
2. van 9 uur tot 2 uur

02:08

¿Waar gaat Eva naartoe na het eten ?

02:36

¿A qué hora Eva va a correr?

02:55

¿A qué hora vuelve a casa?

03:18

¿A qué hora cenan en casa de Eva?

03:22

¿Qué hace la familia después de cenar?

Vind je het nog lastig?

In de volgende dia vind je het filmpje

met ondertiteling.

Zo kun je nog eens rustig oefenen. 

Vaardigheid: luisteren

02:08

Eva come con....

1. sus amigos
2. sus padres
3. sus compañeros
4. sola

00:22

Hoe laat staat ze op?

1. 7 uur
2. 8 uur
3. half 7
4. half 8

00:31

Na yoga...

1. doucht ze snel
2. tandenpoetst ze snel
3. eet ze snel
4. kleed ze zich snel aan

00:35

Geef in 1 Nederlands woord aan wat ze daarna klaar maakt

00:43

Wat drinkt ze bij haar ontbijt?

1. thee met suiker
2. thee zonder suiker
3. koffie met melk (koffie verkeerd)
4. koffie zonder melk

00:50

Geef in 1 Nederlands woord aan waar ze met de bus naartoe gaat.

01:03

Wat gaat ze om twee uur doen?

1. uitrusten
2. wandelen
3. werken
4. leren

01:22

Geef in 1 Nederlands woord aan waar ze met de fiets naartoe gaat.

01:37

Wat doet ze graag na school?

1. naar de sportschool of lezen
2. lezen of tv kijken
3. uitgaan met vrienden of tv kijken
4. naar de sportschool of met vrienden uit gaan

01:52

Hoe zeg je in het Spaans: Ik ga naar bed/liggen

Tarea 4.2

Habla: 

Vergelijk jouw rooster met dat van 

Esteban.

van 9 uur tot 10 uur = de nueve a diez

leerdoel: De schoolvakken 

in het Spaans

Módulo pág. 35

TAREA FINAL

Tarea final