V5 Le gérondif, les verbes, les articles (oefeningen)

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Le participe présent is in het Nederlands...

1. het voltooid deelwoord
2. het tegenwoordig deelwoord
3. de tegenwoordige tijd
4. de voltooide tijd

Een vorm van le participe présent/tegenwoordig deelwoord is ...

1. danse
2. dansons
3. dansé
4. dansant

De gérondif maak je door...

1. -ant achter het hele werkwoord te plaatsen
2. -ant achter de nous-vorm te plaatsen
3. en + tegenwoordig deelwoord
4. en + voltooid deelwoord

De gérondif kom je tegen bij: 

Vrai

Pas vrai

- Gelijktijdigheid

- Een voorwaarde

- Een onzekerheid

- Een gevoel

- Een manier

De gérondif van faire is ...

De gérondif van aller is ...

De gérondif van regarder is ...

Elle fait toujours le ménage ... (chanter).

... (aller) au collège, je porterai le pain au four.

Nadia frappe à la porte ... (entrer) dans le bureau du directeur.

Elle crie ... (lever) les bras au ciel.

Vervoeg:
devoir - passé composé - vous ...

Vervoeg:
devoir - imparfait - tu .........

Vervoeg:
devoir - présent - ils ...

Vervoeg:
devoir - futur simple - elle ...

Vervoeg: wij moesten

Vervoeg:
atteindre - présent - nous

Vervoeg:
atteindre - passé composé - vous

Vervoeg:
atteindre - imparfait - je

Vervoeg:
atteindre - futur simple - elles

Vervoeg:
atteindre - conditionnel - tu

Vervoeg:
suivre - présent - il

Vervoeg:
suivre - imparfait - nous

Vervoeg:
suivre - passé composé - vous

Vervoeg:
suivre - futur simple - elles

Vervoeg:
suivre - conditionnel - je

Vervoeg:
prendre - présent - je

Vervoeg:
prendre - imparfait - il

Vervoeg:
prendre - conditionnel - tu

Vervoeg:
prendre - passé composé - vous

'Heb je de jam gegeten?'
Kies het juiste antwoord.
Let op!

1. Tu as mangé de la confiture ?
2. Tu as mangé la confiture ?

'Heb je jam gegeten?'
Kies het juiste antwoord.

1. Tu as mangé de la confiture ?
2. Tu as mangé la confiture ?

'Heb je veel jam gegeten?'
Kies het juiste antwoord.

1. Tu as mangé beaucoup de confiture ?
2. Tu as mangé beaucoup de la confiture ?

'Op de markt koop ik kaas.'
Kies de juiste vertaling.

1. Au marché, j'achète du fromage.
2. Au marché, j'achète le fromage.

'Op de markt koop ik een kilo kaas.'
Kies de juiste vertaling.

1. Au marché, j'achète un kilo fromage.
2. Au marché, j'achète un kilo de fromage.

'Ik heb de kaas opgegeten.'
Kies de juiste vertaling
(staat er een lidwoord? Ja!)

1. J'ai mangé le fromage.
2. J'ai mangé du fromage.

Na een woord van hoeveelheid gebruik je: de of d'.

1. Goed
2. Fout.

Ik heb veel discipline.

1. J'ai beaucoup de discipline.
2. J'ai peu de discipline.
3. J'ai beaucoup de la discipline.

'Ik wil een kilo appels'

Kies de juist vertaling.

1. Je veux un kilo des pommes.
2. Je veux un kilo de pommes.