Onderwerp Geld Hst 1

Onderwerp Geld Hst 1
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Onderwerp Geld Hst 1

Slide 1 - Diapositive

blz. 227

Slide 2 - Diapositive

de administratie

Het netjes verzamelen en bijhouden van gegevens, bijvoorbeeld van wat je met jouw geld doet.

Slide 3 - Diapositive

de belasting

Het geld dat je aan de overheid betaalt. Je betaalt bijvoorbeeld belasting over je eigen loon. 

Slide 4 - Diapositive

Contant

Met munt- en briefgeld

Slide 5 - Diapositive

Financieel

Dingen die te maken hebben met geld

Slide 6 - Diapositive

De garantie

Dat iets gratis gerepareerd wordt of dat je geld terugkrijgt als iets kapot is. 

Slide 7 - Diapositive

blz. 228

Slide 8 - Diapositive

het inkomen

Het geld dat je elke maand krijgt, bijvoorbeeld jouw loon of een uitkering.

Slide 9 - Diapositive

overmaken

Geld overzetten van de ene bankrekening naar de andere. 

Slide 10 - Diapositive

de portemonee

Een tasje of mapje waar je jouw geld en pasjes in bewaart, zodat je het makkelijk mee kunt nemen. 

Slide 11 - Diapositive

de schuld

Het geld dat je aan een persoon of bedrijf moet betalen, bijvoorbeeld omdat je het geleend hebt. 

Slide 12 - Diapositive

Sparen

Geld bewaren voor later. 

Slide 13 - Diapositive

De uitgave

Het bedrag dat je kwijt bent als je ergens voor moet betalen. 

Slide 14 - Diapositive

de vaste lasten

Het geld dat je elke maand opnieuw moet betalen.

Slide 15 - Diapositive

de verzekering

Een afspraak waarbij jij geld betaalt aan een bedrijf en het bedrijf jou geld betaalt als er iets vervelends gebeurt of als iets kapot gaat. 

Slide 16 - Diapositive

zelfstandig

Iets zelf kunnen doen, zonder dat je er anderen bij nodig hebt.

Slide 17 - Diapositive

blz 230
Opdracht 3

Slide 18 - Diapositive

opdracht 3
Wat moet je doen?
Lees de moeilijke woorden door.
Vul de moeilijke woorden op de juiste plek in de puzzel in.
Streep een gebruikt woord in het rijtje door.
Bij elke kleur in de puzzel hoort een letter.
Schrijf de juiste letters onder de kleuren in de kleurenbalk.
De letters vormen een zin.
Schrijf deze zin onder de kleurenbalk op onder het woord oplossing.

Slide 19 - Diapositive

Opdracht 4      blz 231

Lees de moeilijke woorden door
Lees de zinnen door
Vul in elke zin het juiste woord in.
Streep een gebruikt woord door in het rijtje.

Slide 20 - Diapositive

a

André heeft een inkomen van € 850 per maand

Slide 21 - Diapositive

b

Ik heb gisteren een ......................................... voor mijn auto afgesloten.

Slide 22 - Diapositive

c

Over alles wat je koopt, betaal je ..........................................................

Slide 23 - Diapositive

d

Hassan moet nog een hoop geld ........................................................
voordat hij die auto kan kopen.

Slide 24 - Diapositive

blz 232

Slide 25 - Diapositive

e

Omdat ik .......................................................................... op mijn koelkast had, kon ik hem terugbrengen toen hij kapot ging. 

Slide 26 - Diapositive

f.

toen Berry de ..........................................................................
voor zijn stroomverbruik zag, schrok hij ontzettend.

Slide 27 - Diapositive

g

Mijn vader heeft een goed salaris.

Hij heeft het op ........................................................................ gebied
goed voor elkaar.

Slide 28 - Diapositive

h

Het kopen van een huis was de grootste ............................................
in mijn leven.

Slide 29 - Diapositive

i

Sjoerd is ..............................................................................................
begonnen met een eigen bedrijf.

Slide 30 - Diapositive

j

Omdat Marit geld heeft geleend, heeft ze een ............................................................................ bij de bank openstaan.

Slide 31 - Diapositive

k

In mijn nieuwe ....................................................................
kunnen veel meer pasjes.

Slide 32 - Diapositive

L

In deze winkel kun je alleen ................................................................
betalen.

Slide 33 - Diapositive

M

Anna moet nog geld aan mij ...........................................................
voor dat eten.

Slide 34 - Diapositive

N

Sinds ik ben verhuisd naar de Randstad, zijn mijn 
................................................................. erg hoog.

Slide 35 - Diapositive

O

Mijn moeder laat haar ....................................................................
bijhouden door een boekhouder.

Slide 36 - Diapositive