3 - regelmatige werkwoorden -er Frans

De werkwoorden op -ER en vocabulaire
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

De werkwoorden op -ER en vocabulaire

Slide 1 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden -er
-  werkwoorden in het Frans
- werkwoorden op -er in de tegenwoordige tijd.

Slide 2 - Diapositive

Le programme
grammaire: verbe groupe '-er'

Slide 3 - Diapositive

Les verbes réguliers en -er
Regelmatige werkwoorden op -er. Er is een regel!
Stap 1: haal -er van het werkwoord af
Stap 2: voeg de juiste uitgang toe > e/es/e/ons/ez/ent

Slide 4 - Diapositive

Stap 1: vind de stam
Haal -er van het werkwoord af.
Bijvoorbeeld: écouter --> écout = stam

Slide 5 - Diapositive

Stap 2: kies de juiste uitgang 
je  stam +e
tu stam +es
il / elle / on stam +e
nous stam +ons
vous stam +ez
ils / elles  stam+ent
stap 3: schrijf de stam + de juiste uitgang op!

Slide 6 - Diapositive

voorbeelden van
werkwoorden in het Frans

Slide 7 - Carte mentale

Sleep de werkwoorden naar de juiste persoon. Let goed op de uitgangen! 
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
parle
parlez
parlons
parlent
parle
parles

Slide 8 - Question de remorquage

Sleep de Nederlandse vertaling naar het juiste Franse werkwoord.
timer
0:25
regarder
écouter
détester
aimer
een hekel hebben aan
houden van / leuk vinden
kijken
luisteren

Slide 9 - Question de remorquage

Wat is het hele werkwoord van:
regardent

Slide 10 - Question ouverte

Nous (écouter)

Slide 11 - Question ouverte

de leraar betekent le prof
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

parler
A
vergeten
B
horen
C
dol zijn op
D
spreken

Slide 13 - Quiz

Vertaal:
Tu es en quelle classe?

Slide 14 - Question ouverte

dankjewel
A
merci
B
mignon

Slide 15 - Quiz

monsieur = mevrouw
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Ik begrijp het niet
A
Tu ne comprends pas
B
Je comprends
C
Je ne comprends pas

Slide 17 - Quiz

Je (trouver)
A
trouve
B
trouves
C
trouvez
D
trouvent

Slide 18 - Quiz

vous (donner)
A
donnons
B
donnez
C
donnent
D
donnes

Slide 19 - Quiz

Fabien et Amélie (chercher)
A
cherchons
B
cherchez
C
cherchent
D
cherches

Slide 20 - Quiz

Elle (aimer)
A
aimes
B
aimet
C
aime
D
aiment

Slide 21 - Quiz

Tu (donner)
A
donnes
B
donne
C
donn
D
donnez

Slide 22 - Quiz

Paul (parler)
A
parles
B
parlons
C
parle
D
parlent

Slide 23 - Quiz

Nous (aider)
A
aide
B
aidons
C
aides
D
aidez

Slide 24 - Quiz

La fin...

  • Bonne chance
  • À bientôt

Au revoir

Slide 25 - Diapositive

La fin!

Ga zelf aan de slag: Libre Service (via magister)
Module Revision (voor Unité 1)
Grammaire I 
ex. 3

Slide 26 - Diapositive